ECLI:NL:RVS:2010:BL5378

Raad van State

Datum uitspraak
24 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200902214/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • B.P. Vermeulen
  • J.C. Kranenburg
  • A.M. van Meurs-Heuvel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen weigering kapvergunning voor populieren in openbaar gebied

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 25 maart 2009 het beroep ongegrond verklaarde tegen de weigering van een kapvergunning door het dagelijks bestuur van de deelgemeente IJsselmonde. Het dagelijks bestuur had op 23 oktober 2007 een vergunning verleend voor het rooien van 36 populieren, maar deze vergunning werd op 19 februari 2008 herroepen na bezwaren van de Stichting De Bomenridders en een bezwaarmaker. De rechtbank oordeelde dat de weigering van de vergunning terecht was, waarop de appellant in hoger beroep ging.

De Raad van State heeft de zaak op 17 december 2009 behandeld. De appellant, vertegenwoordigd door P.J. Smink van CNV Rechtshulp, stelde dat hij belang had bij het hoger beroep omdat hij mogelijk een civiele vordering wilde instellen om de bomen te laten kappen vanwege overlast. De Raad van State overwoog echter dat de deelgemeente had aangegeven geen gebruik te maken van de kapvergunning indien het besluit van 19 februari 2008 zou worden vernietigd. Dit leidde tot de conclusie dat de appellant geen belang had bij het hoger beroep, aangezien het in rechte onaantastbaar worden van het besluit van 19 februari 2008 geen belemmering vormde voor een eventuele civiele vordering.

Uiteindelijk verklaarde de Raad van State het hoger beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling werd genomen. De beslissing werd uitgesproken in naam der Koningin op 24 februari 2010.

Uitspraak

200902214/1/H2.
Datum uitspraak: 24 februari 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Rotterdam,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 25 maart 2009 in zaak nr. 08/1038 in het geding tussen:
appellant
en
het dagelijks bestuur van de deelgemeente IJsselmonde.
1. Procesverloop
Bij besluit van 23 oktober 2007 heeft het dagelijks bestuur van de deelgemeente IJsselmonde (hierna: het dagelijks bestuur) aan de deelgemeente vergunning verleend voor het rooien van 36 populieren, met stamdiameters tussen 15 en 40 cm, staande in openbaar gebied aan de Noorderhelling onder het voorschrift dat voor herplant van 36 volwassen bomen wordt zorg gedragen.
Bij besluit van 19 februari 2008, voor zover thans van belang, heeft het dagelijks bestuur de door de stichting Stichting De Bomenridders (hierna: De Bomenridders) en [bezwaarmaker] daartegen gemaakte bezwaren gegrond verklaard, dat besluit herroepen en de vergunning alsnog geweigerd.
Bij uitspraak van 25 maart 2009, verzonden op 26 maart 2009, heeft de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 maart 2009, hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en het dagelijks bestuur hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 december 2009, waar [appellant], vertegenwoordigd door P.J. Smink, werkzaam bij CNV Rechtshulp te Utrecht, is verschenen. Voorts is daar De Bomenridders, vertegenwoordigd door haar [voorzitter], gehoord.
2. Overwegingen
2.1. De Afdeling overweegt ambtshalve het volgende.
2.2. De deelgemeente heeft in het besluit van 19 februari 2008, waarbij de door haar gevraagde kapvergunning alsnog is geweigerd, berust. Bij brief van 2 oktober 2009 heeft de deelgemeente desgevraagd te kennen gegeven dat zij geen gebruik zal maken van de haar bij het besluit van 23 oktober 2007 verleende kapvergunning, indien het besluit van 19 februari 2008 zou worden vernietigd en die zou herleven.
Gevraagd naar het belang bij het hoger beroep onder die omstandigheden, heeft [appellant] bij brief van 8 oktober 2009 te kennen gegeven dat dit is gelegen in een mogelijk bij de civiele rechter in te stellen vordering dat de bomen vanwege de overlast worden gekapt.
De aangevallen uitspraak prejudicieert niet op een beslissing van de civiele rechter op een eventuele zodanige vordering. Het in rechte onaantastbaar worden van het besluit van 19 februari 2008 vormt dan ook geen belemmering voor een eventueel bij de civiele rechter in te stellen vordering.
Nu [appellant] geen belang heeft bij het door hem ingestelde hoger beroep, dient dit niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. B.P. Vermeulen en mr. J.C. Kranenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Van Meurs-Heuvel
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2010
505.