200904657/1/H1.
Datum uitspraak: 3 maart 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bizon Mediagroep B.V., gevestigd te Amstelveen,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Almelo van 20 mei 2009 in zaak nr. 08/534 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Enschede.
Bij afzonderlijke besluiten van 23 maart 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Enschede (hierna: het college) geweigerd aan appellante (hierna: Bizon Mediagroep) vrijstelling van het bestemmingsplan en bouwvergunning te verlenen voor het oprichten van 30 zogenoemde reclameframes op verschillende percelen in Enschede.
Bij besluit van 17 april 2008 heeft het het door Bizon Mediagroep daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 mei 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Almelo (hierna: de rechtbank) het door Bizon Mediagroep daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Bizon Mediagroep bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 juni 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 20 juli 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 februari 2010, waar Bizon Media Groep, vertegenwoordigd door mr. E.R.M. Holtz-Russel, advocaat te Groningen, en het college, vertegenwoordigd door mr. W.D. Piek, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. De reclameframes zijn voorzien aan transformatorhuisjes. Niet in geschil is dat voor het aanbrengen ervan bouwvergunning is vereist. De aanvragen daarvoor zijn afgewezen wegens strijd met de ter plaatse geldende bestemmingsplannen. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat krachtens artikel 17 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) geen vrijstelling daarvan kan worden verleend, omdat de tijdelijkheid van de constructies onvoldoende is aangetoond. Het is voorts, lettend op het bijzondere karakter van de transformatorhuisjes, als ook de omstandigheid dat de reclameframes in strijd zijn met de redelijke eisen van welstand, niet bereid medewerking te verlenen aan het verlenen van vrijstelling van het bestemmingsplan krachtens artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
2.2. Bizon Mediagroep betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de reclameframes in strijd zijn met de ter plaatse geldende bestemmingsplannen.
2.2.1. Dit betoog faalt. De rechtbank heeft de reclameframes terecht in strijd geacht met de bestemmingen die ingevolge de desbetreffende geldende bestemmingsplannen op de desbetreffende percelen rusten. Zij heeft voorts terecht overwogen dat, voor zover op de desbetreffende percelen ingevolge de desbetreffende bestemmingsplannen straatmeubilair is toegestaan, de reclameframes geen straatmeubilair, in de zin van de planvoorschriften, zijn en daarmee ook niet gelijk zijn te stellen, nu deze aan transformatorhuisjes worden bevestigd en daarvan deel uitmaken.
2.3. Bizon Mediagroep betoogt voorts dat de rechtbank heeft miskend dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het voor de reclameframes geen tijdelijke vrijstelling kon verlenen.
2.3.1. Dit betoog faalt evenzeer. De rechtbank heeft terecht het oordeel van het college dat de tijdelijkheid van de onderhavige reclameframes onvoldoende is aangetoond, niet onjuist geacht. De enkele stelling van Bizon Mediagroep dat zij de intentie heeft deze na 3 tot 5 jaar te verwijderen, is onvoldoende voor een ander oordeel.
2.4. Bizon Mediagroep betoogt verder dat de rechtbank heeft miskend dat het college niet in redelijkheid kon weigeren krachtens artikel 19 van de WRO vrijstelling te verlenen.
2.4.1. Ook dat betoog faalt. De rechtbank heeft in het in beroep aangevoerde met juistheid geen grond gevonden voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het, gelet op het te behouden onopvallende karakter van transformatorhuisjes, niet wenselijk is om deze als reclamedrager te laten gebruiken en dat het geen medewerking wenst te verlenen aan een vrijstelling in geval waarin een negatief welstandsadvies is uitgebracht. Daarbij heeft het betekenis mogen toekennen aan de negatieve adviezen van de welstandscommissie "Het Oversticht". Uit de door Bizon Mediagroep in bezwaar overgelegde door KAW architecten en adviseurs opgestelde lijst van 12 maart 2007 volgt niet dat de welstandsadviezen naar inhoud en wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertonen, dat het college zich daarop bij zijn besluitvorming niet mocht baseren, nu in deze lijst niet wordt ingegaan op de adviezen van de welstandscommissie en een motivering, op welke punten de welstandsadviezen tekortschieten, derhalve ontbreekt. In de omstandigheid dat, naar Bizon Mediagroep stelt, colleges van andere gemeentes wel positief zijn over de reclameframes, heeft het college voorts geen aanleiding hoeven zien om, in afwijking van zijn eigen uitgangspunten met betrekking tot reclame op transformatorhuisjes en het niet meewerken aan vrijstellingsprocedures, indien voor een bouwaanvraag een negatief welstandsadvies is afgegeven, vrijstelling voor de reclameframes te verlenen. Dat de welstandscommissie en het college het ophangen van reclameframes of posters in abri's wel aanvaardbaar hebben geacht, geeft geen aanleiding voor een ander oordeel. Het college heeft zich op het standpunt mogen stellen dat reclame op of in een abri deel uitmaakt van de abri en aldus niet op een lijn is te stellen met op transformatorhuisjes aangebrachte reclameframes.
De rechtbank heeft met juistheid in het beroep aangevoerde geen grond gevonden voor het oordeel dat het college in redelijkheid niet heeft kunnen weigeren gebruik te maken van zijn bevoegdheid vrijstelling te verlenen krachtens artikel 19 van de WRO.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. P.J.J. van Buuren en mr. J. Hoekstra, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Van Heusden
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 maart 2010