ECLI:NL:RVS:2010:BL6207

Raad van State

Datum uitspraak
3 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200904978/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. Konijnenbelt
  • A.J. Soede
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving bouwvergunning en bestuursrechtelijke procedures rondom woningbouw in Maasdriel

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Maasdriel op 26 augustus 2008 een verzoek van de wederpartij om handhavend op te treden tegen de bouw van een woning op een perceel in Maasdriel afgewezen. De wederpartij had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond op 10 februari 2009. De rechtbank Arnhem oordeelde echter op 20 mei 2009 dat het college ten onrechte had afgezien van handhaving en vernietigde het besluit van 10 februari 2009. Hierop heeft het college hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, die de zaak op 3 maart 2010 heeft behandeld.

De Raad van State oordeelde dat het college in strijd met artikel 40 van de Woningwet had gehandeld, omdat de woning in afwijking van de bouwvergunning was gebouwd. De Raad benadrukte dat handhaving in het algemeen belang is en dat bestuursorganen in principe moeten optreden bij overtredingen, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn die dit rechtvaardigen. Het college voerde aan dat handhaving onevenredig zou zijn in afwachting van een legaliseringsonderzoek, maar de Raad van State oordeelde dat er op het moment van het besluit geen concreet zicht op legalisatie bestond.

De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college een nieuw besluit moest nemen, rekening houdend met de feiten en omstandigheden. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan de wederpartij en werd griffierecht opgelegd. De uitspraak benadrukt de noodzaak van handhaving van bouwvergunningen en de rol van bestuursorganen in dergelijke procedures.

Uitspraak

200904978/1/H1.
Datum uitspraak: 3 maart 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Maasdriel,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 3 juni 2009 in zaak nr. 09/1369 in het geding tussen:
[wederpartij]
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 augustus 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Maasdriel (hierna: het college) het verzoek van [wederpartij] om handhavend op te treden tegen de bouw van een woning op het perceel [locatie] te [plaats] afgewezen.
Bij besluit van 10 februari 2009 heeft het college het door [wederpartij] daartegen ingestelde bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 mei 2009, verzonden op 3 juni 2009, heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 10 februari 2009 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 juli 2009, hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 januari 2010, waar het college, vertegenwoordigd door J.J.W.G. van den Oetelaar, werkzaam bij de gemeente, en [wederpartij] , bijgestaan door mr. M.M. Breukers, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord [eigenaar] van de woning, vertegenwoordigd door mr. M.B.Ph. Geeraedts, advocaat te 's-Hertogenbosch, en ing. F. van Dartel, architect.
2. Overwegingen
2.1. Niet in geschil is dat in strijd met artikel 40, eerste lid, van de Woningwet is gehandeld, doordat de woning in afwijking van de bouwvergunning is gebouwd. Onder meer is de woning 5,5 meter dichterbij de achtergrens en 1 meter dichterbij de rechterzijgrens gebouwd en is de kelder van de woning vergroot met 48 m2. Het college was daarom bevoegd handhavend op te treden.
2.2. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren, dit te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.3. Het college betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college van handhaving kon afzien in afwachting van het legaliseringsonderzoek. Daartoe voert het aan dat handhaving op dit moment onevenredig is omdat dat zeer ingrijpende gevolgen heeft en er geen dringende redenen zijn waarom op korte termijn zou moeten worden gehandhaafd. Het college wijst in dit verband op de uitspraak van de Afdeling van 26 november 2008, nr. 200709014/1.
2.3.1. In hoger beroep is niet bestreden dat ten tijde van het besluit van 10 februari 2009 geen concreet zicht op legalisatie bestond. De rechtbank is terecht tot het oordeel gekomen dat zich evenmin andere bijzondere omstandigheden voordoen op grond waarvan het college van handhavend optreden mocht afzien. De overtreding is niet van geringe aard en ernst. Nu de woning in afwijking van de bouwvergunning is gebouwd komt dit voor risico van de overtreder. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het ongewenst is wanneer er minder snel tegen een overtreding kan worden opgetreden naarmate die grootschaliger is.
In de door het college genoemde uitspraak van de Afdeling ging het om een uitzonderlijk geval, waarmee de onderhavige situatie niet te vergelijken is. Thans is geen sprake van een civielrechtelijk geschil dat de doorslaggevende reden voor het bestuursorgaan vormde om geen medewerking te verlenen aan legalisatie, waarvan de uitkomst onzeker was. Bovendien is in dit geval in beduidend grotere mate in afwijking van de verleende bouwvergunning gebouwd.
Het betoog van het college faalt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. Het college dient een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak en van de feiten en omstandigheden zoals die zich dan voordoen.
2.5. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten van [wederpartij] te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Maasdriel tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. verstaat dat de secretaris van de Raad van State van het college van burgemeester en wethouders van Maasdriel griffierecht ten bedrage van € 447,00 (zegge: vierhonderdzevenenveertig euro) heft.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. Soede
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 maart 2010
270-642.