ECLI:NL:RVS:2010:BL6216

Raad van State

Datum uitspraak
25 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201001373/1/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • K. Brink
  • M.P.J.M. van Grinsven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van besluit tot oplegging van last onder dwangsom aan Piusplein B.V. door college van burgemeester en wethouders van Tilburg

Op 4 december 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders van Tilburg aan Piusplein B.V. een last onder dwangsom opgelegd, waarbij de vennootschap werd gelast om vóór 1 maart 2010 te starten met de bodemsanering van een verontreinigde locatie. Piusplein B.V. heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 15 februari 2010 behandeld. Tijdens de zitting trok Piusplein B.V. de grond in dat het besluit door een onbevoegde was genomen terug, maar betoogde dat het college ten onrechte de last onder dwangsom had opgelegd. Piusplein B.V. stelde dat het niet haalbaar was om voor de gestelde datum met de sanering te beginnen, mede omdat er overleg was over een alternatieve saneringsaanpak en de sanering samenhing met de bouw van appartementen op de locatie. De voorzitter oordeelde dat het college onvoldoende had aangetoond waarom er geen uitstel verleend kon worden, vooral gezien het eerdere overleg en de samenhang met de bouwplannen. De voorzitter besloot om het besluit van het college te schorsen tot zes weken na de bekendmaking van het besluit op bezwaar, en veroordeelde het college tot vergoeding van proceskosten en griffierecht aan Piusplein B.V.

Uitspraak

201001373/1/M2.
Datum uitspraak: 25 februari 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Piusplein B.V., gevestigd te Tilburg,
verzoekster,
en
het college van burgemeester en wethouders van Tilburg,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 4 december 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders van Tilburg (hierna: het college) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Piusplein B.V. (hierna: Piusplein B.V.) een last onder dwangsom opgelegd.
Tegen dit besluit heeft Piusplein B.V. bezwaar gemaakt.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 februari 2010, heeft Piusplein B.V. de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 februari 2010, waar Piusplein B.V., vertegenwoordigd door mr. K.M. Peters, advocaat te Tilburg, en het college, vertegenwoordigd door drs. L.M.A. Pols en P. Jansen, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ter zitting heeft Piusplein B.V. de grond dat het bestreden besluit door een daartoe niet bevoegde persoon is genomen, ingetrokken.
2.2. In het bestreden besluit heeft het college Piusplein B.V. gelast om vóór 1 maart 2010 te starten met de bodemsanering van de locatie Jan Aartestraat 112-114 te Tilburg. Aan deze last is een dwangsom verbonden van € 100.000,00 voor elke week na 28 februari 2010 dat niet met de bodemsanering is gestart, met een maximum van € 1.000.000,00.
2.3. Piusplein B.V. betoogt dat het college ten onrechte is overgegaan tot het opleggen van de last onder dwangsom. In dit verband voert zij onder meer aan dat aanvang van de sanering vóór 1 maart 2010 niet haalbaar is en dat het college uitstel had moeten verlenen. Piusplein B.V. acht uitstel gerechtvaardigd, gelet op onder meer het feit dat zij met het college in overleg was over een alternatieve saneringsaanpak en het feit dat de sanering nauw verbonden is met de voorgenomen bouw van appartementen op de betrokken locatie. Tot op heden zijn volgens Piusplein B.V. onvoldoende appartementen verkocht om met de bouw daarvan en de daarmee samenhangende sanering te beginnen.
2.4. Bij besluit van 8 september 2004 heeft het college naar aanleiding van een melding van Piusplein B.V. vastgesteld dat op de locatie Jan Aartestraat 112-114 sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging waarvan spoedige sanering noodzakelijk is en heeft het bepaald dat met de uitvoering van de door Piusplein B.V. voorgenomen sanering van deze verontreiniging binnen vier jaar na afgifte van dit besluit dient te worden begonnen. Bij het besluit van 8 september 2004 heeft het college tevens onder voorwaarden ingestemd met het door Piusplein B.V. ingediende saneringsplan. Vaststaat dat de in het besluit van 8 september 2004 opgenomen termijn van vier jaar is verstreken en dat Piusplein B.V. nog geen aanvang heeft gemaakt met de uitvoering van de voorgenomen sanering. Er is in zoverre sprake van een overtreding, zodat het college bevoegd was ter zake handhavend op te treden.
2.5. Niet in geschil is dat ten tijde van het bestreden besluit overleg werd gevoerd tussen Piusplein B.V. en het college over een alternatieve saneringsaanpak. Naar het oordeel van de voorzitter heeft het college onvoldoende duidelijk gemaakt waarom het in dit overleg geen aanleiding heeft gezien om enig uitstel van de sanering te verlenen. Daarbij betrekt de voorzitter dat het college eerder wel uitstel heeft verleend. Uit een brief van het college van 20 januari 2010 leidt de voorzitter verder af dat de door Piusplein B.V. voorgestelde alternatieve saneringsaanpak in beginsel kan rekenen op de instemming van het college. De voorzitter is verder van oordeel dat het college bij het nemen van het bestreden besluit nader acht had moeten slaan op de tussen de sanering van de locatie Jan Aartestraat 112-114 en de voorgenomen bouw van appartementen op die locatie bestaande samenhang. Voor de sanering, zoals voorzien in het besluit van 8 september 2004, is vereist dat er een bouwkuip is. De voorzitter is er niet van overtuigd dat het voor Piusplein B.V. redelijkerwijs mogelijk is om vóór 1 maart 2010 een aanvang te maken met het realiseren van deze bouwkuip en de overige saneringswerkzaamheden. Hierbij betrekt de voorzitter tevens dat Piusplein B.V. op grond van het besluit van 8 september 2004 onder meer verplicht is om acht weken voor aanvang van de sanering een kwaliteitsplan over te leggen voor de aanpak van de grondwaterverontreiniging buiten de bouwkuip. Gezien de gestelde begunstigingstermijn tot 1 maart 2010 had zij daar de tijd voor tot 4 januari 2010, één maand na het bestreden besluit. De voorzitter betwijfelt dat een termijn van één maand voldoende is voor het laten opstellen van dit kwaliteitsplan.
2.6. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter, bij afweging van alle belangen, aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.7. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tilburg van 4 december 2009, kenmerk PU2009_10334599/BOSTEJO, tot zes weken na de bekendmaking van het besluit op bezwaar, met dien verstande dat indien binnen die termijn wordt verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening, de schorsing doorloopt totdat op dat verzoek is beslist;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Tilburg tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Piusplein B.V. in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Tilburg aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Piusplein B.V. het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 297,00 (zegge: tweehonderdzevenennegentig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.P.J.M. van Grinsven, ambtenaar van Staat.
De voorzitter
is verhinderd de uitspraak w.g. Van Grinsven
te ondertekenen. ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 februari 2010
462.