ECLI:NL:RVS:2010:BL6247

Raad van State

Datum uitspraak
3 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200906589/1/M1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergunning voor lozen van retourperswater door waterschap Fryslân

Op 3 maart 2010 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vergunning verleend door het dagelijks bestuur van het waterschap Fryslân. Deze vergunning, die op 15 juli 2009 werd verleend, betrof het lozen van retourperswater vanuit de zandwinput Strandheem nabij Opende naar de zandwinput aan de Lipomwyk te Ureterp, gemeente Opsterland, voor de periode van 1 oktober 2009 tot 19 maart 2011. Het besluit werd op 20 juli 2009 ter inzage gelegd.

Tegen deze vergunning hebben de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Party en Recreatiecentrum Strandheem B.V. (hierna: Strandheem) en twee appellanten, aangeduid als [appellant A] en [appellant B], beroep ingesteld bij de Raad van State. Tijdens de zitting op 17 december 2009 trok [appellant A] zijn beroep in, terwijl Strandheem en [appellant B] hun standpunt handhaafden. De vertegenwoordigers van Strandheem, waaronder mr. drs. E. Kronemeijer, waren aanwezig, evenals de vergunninghoudster, vertegenwoordigd door mr. drs. G.O. Reerink en mr. N.H. van den Biggelaar.

De Afdeling overwoog dat, op basis van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (oud) en de Algemene wet bestuursrecht, de afstand tussen het lozingspunt en het perceel van Strandheem enkele kilometers bedraagt. Hierdoor was het niet aannemelijk dat de vergunde lozing milieugevolgen zou hebben voor het perceel van Strandheem. De Afdeling concludeerde dat Strandheem geen belanghebbende was in de zin van de wet, en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 3 maart 2010.

Uitspraak

200906589/1/M1.
Datum uitspraak: 3 maart 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Party en Recreatiecentrum Strandheem B.V. en [appellant A] en [appellant B], gevestigd onderscheidenlijk wonend te [woonplaats],
en
het dagelijks bestuur van het waterschap Fryslân,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 juli 2009 heeft het dagelijks bestuur van het waterschap Fryslân (hierna: het dagelijks bestuur), voor zover hier van belang, aan [vergunninghoudster] voor de periode van 1 oktober 2009 tot 19 maart 2011 een vergunning verleend als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (oud) voor het lozen van retourperswater vanuit de zandwinput Strandheem nabij Opende op de zandwinput aan de Lipomwyk te Ureterp, gemeente Opsterland. Dit besluit is op 20 juli 2009 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Party en Recreatiecentrum Strandheem B.V. (hierna: Strandheem) en [appellant A] en [appellant B] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 augustus 2009, beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 december 2009, waar Strandheem, vertegenwoordigd door mr. drs. E. Kronemeijer, [appellant A] en S.C.M. Haverkamp, deskundige, en [appellant A] en [appellant B], van wie [appellant A] in persoon en bijgestaan door mr. drs. E. Kronemeijer, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door mr. drs. G.O. Reerink en mr. N.H. van den Biggelaar, advocaten te Amsterdam, en ir. A.D.J. Makkink, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Ter zitting is het beroep, voor zover dat door [appellant A] en [appellant B] is ingediend, ingetrokken.
2.2. Ingevolge artikel 16, eerste lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (oud), gelezen in samenhang met artikel 20.1, eerste en derde lid, van de Wet milieubeheer kan, voor zover hier van belang, een belanghebbende tegen een besluit op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.2.1. Uit de stukken is gebleken dat het lozingspunt waarop de bij het bestreden besluit verleende vergunning ziet is gelegen aan de Lipomwyk te Ureterp, gemeente Opsterland. De afstand tussen deze locatie en het perceel van Strandheem bedraagt enkele kilometers. Gelet hierop is niet aannemelijk dat de vergunde lozing milieugevolgen kan hebben ter plaatse van het perceel van Strandheem. Gezien het vorenstaande is het belang van Strandheem niet rechtstreeks betrokken bij het bestreden besluit en is zij derhalve geen belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.3. Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, voorzitter, en mr. W.D.M. van Diepenbeek en mr. G.N. Roes, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kuipers, ambtenaar van Staat.
De voorzitter
is verhinderd de uitspraak w.g. Kuipers
te ondertekenen. ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 maart 2010
271-625.