ECLI:NL:RVS:2010:BL6545
Raad van State
- Hoger beroep
- M. Vlasblom
- P.M.M. de Leeuw van Zanten
- H.H.C. Visser
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet-tijdige betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Raad van State op 4 februari 2010 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van een hoger beroep wegens het niet tijdig betalen van griffierecht. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 30 september 2009. Volgens artikel 40, vierde lid, van de Wet op de Raad van State is de verplichting om griffierecht te storten direct verbonden aan het indienen van het beroepschrift. De appellant was op de hoogte gesteld van de verschuldigdheid van het griffierecht en had een termijn van vier weken om dit te voldoen. De betaling diende uiterlijk op 10 december 2009 te zijn ontvangen, maar deze was pas op 23 december 2009 gedaan, waardoor de betaling niet binnen de gestelde termijn had plaatsgevonden.
De Raad van State oordeelde dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet in verzuim was geweest. De omstandigheid dat de betaling door een interne administratieve fout op het kantoor van de appellant niet tijdig was gedaan, werd niet als verschoonbare reden beschouwd. De wet schrijft dwingend voor dat het hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard bij niet-tijdige betaling van het griffierecht, tenzij er sprake is van een verschoonbare reden. De appellant had geen feiten of omstandigheden aangevoerd die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat hij niet in verzuim was geweest.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierecht en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichting. De Raad van State verklaarde het hoger beroep van de appellant niet ontvankelijk, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin, en de betrokken rechters waren M. Vlasblom, P.M.M. de Leeuw van Zanten en H.H.C. Visser.