ECLI:NL:RVS:2010:BL6994

Raad van State

Datum uitspraak
3 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200907632/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.C.K.W. Bartel
  • P.F.W. Tuit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van bestemmingsplan 'Brouwershof' door de Raad van State

Op 3 maart 2010 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening tegen het bestemmingsplan 'Brouwershof', vastgesteld door de raad van de gemeente Hilvarenbeek op 16 juli 2009. De verzoekers, [verzoeker sub 1] en [verzoekers sub 2], hebben beroep ingesteld tegen dit besluit en verzochten om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft de verzoeken op 2 februari 2010 ter zitting behandeld.

De voorzitter oordeelde dat het bestemmingsplan voorziet in woningbouw in de buurtschap Baarschot, maar dat er geen sprake was van onverwijlde spoed voor het treffen van een voorlopige voorziening met betrekking tot de wijzigingsbevoegdheid in de planregels. De verzoekers betoogden dat het plan hen zou benadelen, onder andere door wateroverlast en aantasting van privacy. De raad van de gemeente Hilvarenbeek stelde echter dat het onderhoud van de sloot goed geregeld is en dat er geen recht bestaat voor de verzoekers om via de sloot tuinafval af te voeren.

De voorzitter concludeerde dat de bezwaren van de verzoekers niet opwegen tegen de belangen van de raad en dat het besluit van de raad op deze punten waarschijnlijk niet vernietigd zal worden in de bodemprocedure. Wel werd het verzoek van de verzoekers om schorsing van het bestemmingsplan voor de plandelen met de bestemming 'Wonen (W)' en 'Wonen - Uit te werken (W-U)' toegewezen. De raad werd veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan de verzoekers en het griffierecht werd aan hen terugbetaald. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 3 maart 2010.

Uitspraak

200907632/2/R3.
Datum uitspraak: 3 maart 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
1. [verzoeker sub 1], wonend te [woonplaats], gemeente Hilvarenbeek,
2. [verzoekers sub 2], wonend te [woonplaats],
gemeente Hilvarenbeek,
en
de raad van de gemeente Hilvarenbeek,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 juli 2009, kenmerk 09int01267, heeft de raad van de gemeente Hilvarenbeek (hierna: de raad) het bestemmingsplan "Brouwershof" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoeker sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 oktober 2009, en [verzoekers sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 oktober 2009, beroep ingesteld. Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [verzoeker sub 1] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 7 oktober 2009, hebben [verzoekers sub 2] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 2 februari 2010, waar [verzoeker sub 1], bijgestaan door mr. J.A.J.M. van Houtum, werkzaam bij Achmea Rechtsbijstand, en [verzoekers sub 2], vertegenwoordigd door mr. C.A.M.J. de Wit, advocaat te Uden, en de raad, vertegenwoordigd door D.A.M.W. van Kessel, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de stichting Woonstichting Stromenland, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en bijgestaan door mr. P.P.A. Bodden, advocaat te Nijmegen, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in de ontwikkeling van woningbouw in de buurtschap Baarschot.
2.3. Voor zover [verzoeker sub 1] en [verzoekers sub 2] zich richten tegen de in artikel 3.3 van de planregels opgenomen wijzigingsbevoegdheid is niet gebleken dat een wijzigingsplan ter inzage is gelegd waarbij toepassing is gegeven aan deze bevoegdheid, dan wel dat dit op korte termijn te verwachten is. Nu de wijziging van de bestemming afhankelijk is van afzonderlijke besluitvorming, is in zoverre geen sprake van onverwijlde spoed die het treffen van een voorlopige voorziening vereist.
2.4. Het verzoek van [verzoekers sub 2] richt zich ondermeer tegen het plan, voor zover dat niet voorziet in een pad langs de aan hun achtertuinen grenzende sloot. [verzoekers sub 2] betogen dat een pad essentieel is voor de afvoer van tuinafval en het onderhoud aan de sloot. Daarnaast wijzen zij erop dat er reeds in de bestaande situatie sprake is van wateroverlast en dat dit verergert als er geen onderhoud kan worden verricht.
Voorts vrezen zij voor aantasting van hun privacy.
Tot slot brengt het plan volgens [verzoekers sub 2] met zich dat het perceel van [partij] onbereikbaar wordt.
2.4.1. De raad betoogt dat de aanleg van een pad ter plaatse niet noodzakelijk is, omdat het onderhoud van de sloot afdoende is geregeld. Voorts is volgens de raad geen sprake van aantasting van de privacy en blijft het perceel van [partij] bereikbaar.
2.4.2. Niet in geschil is dat voor [verzoekers sub 2] geen recht is ontstaan, bijvoorbeeld in de zin van een erfdienstbaarheid, om via de aan de overzijde van de sloot gelegen gronden tuinafval af te voeren en de sloot te onderhouden. Nu van een dergelijk recht geen sprake is, staat het de toekomstige eigenaren van de in het plan voorziene woningen vrij om te bepalen of van hun perceel al dan niet door anderen gebruik mag worden gemaakt. Niettemin behoeft naar het oordeel van de voorzitter voor het onderhoud van de desbetreffende sloot niet te worden gevreesd, aangezien de keur een regeling bevat voor het onderhoud van de sloot.
Ook behoeft naar het voorlopig oordeel van de voorzitter voor een ernstige aantasting van de privacy niet te worden gevreesd. De voorzitter wijst er in dit kader op dat woningen aan de Heikant en de in het plan voorziene woningen met de achtertuinen naar elkaar toe zijn gesitueerd en voorts van elkaar zijn gescheiden door de sloot.
Tot slot is ter zitting komen vast te staan dat het perceel van [partij] via zijn huisperceel kan worden ontsloten.
Onder deze omstandigheden verwacht de voorzitter niet dat in de bodemprocedure het besluit van de raad op deze punten vernietigd zal worden.
2.5. [verzoeker sub 1] en [verzoekers sub 2] kunnen zich niet verenigen met het plan voor zover dat op korte afstand van het pluimveehouderijbedrijf van [verzoeker sub 1] (hierna: het bedrijf) woningbouw mogelijk maakt. Zij vrezen dat de voorziene woningen de continuïteit van het bedrijf in gevaar brengen. Voorts stellen zij dat geen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de toekomstige bewoners van de in het plan voorziene woningen. Zij wijzen erop dat het bedrijf op te korte afstand van de voorziene woningen is gelegen en dat de wettelijke geurnorm ter plaatse van de voorziene woningen wordt overschreden. Weliswaar is gebruik gemaakt van de bevoegdheid om bij verordening de geurnorm te verhogen, maar deze bevoegdheid is volgens [verzoeker sub 1] misbruikt. Ter zitting heeft [verzoeker sub 1] nader gesteld, dat bij toepassing van de verordening van willekeur sprake is, omdat de geurnorm zonder dat daar reden voor is op twee naastgelegen percelen aanmerkelijk verschilt. Hij wijst er daarbij op, dat de verordening in strijd met doel en strekking van de wet wordt ingezet om de intensieve veehouderij op slot te zetten in plaats van de mogelijkheden voor deze veehouderij te verruimen. Indien de beperking van de geurnorm de gemeente niet uitkomt, wordt deze geurnorm willekeurig verruimd, aldus [verzoeker sub 1].
2.5.1. De raad betoogt dat een gemeentelijke geurverordening is vastgesteld en dat aan de hierin gestelde normen wordt voldaan. In de geurverordening is bepaald dat voor bestaande woonkernen als Baarschot een geurnorm van 2 ou/m³, en voor het plangebied een geurnorm van 7 ou/m³ geldt.
2.5.2. Ingevolge artikel 6 van de Wet geurhinder en veehouderij, voor zover hier van belang, kan in beginsel voor een gebied als het onderhavige een gemeentelijke geurverordening worden vastgesteld op grond waarvan de voorgrondbelasting van een bedrijf op woningen 7 ou/m³ bedraagt. Dat het woon- en leefklimaat ter plaatse van de voorziene woningen niet optimaal is doet aan deze bevoegdheid niet af, mits het woon- en leefklimaat ter plaatse aanvaardbaar is. Evenwel laat het voorgaande onverlet dat, gezien hetgeen door [verzoeker sub 1] is gesteld, de vraag dient te worden beantwoord of in de gegeven omstandigheden de verordening verbindend is. Voor beantwoording van deze vraag leent deze procedure zich, anders dan de bodemprocedure, niet. Voorts is ter zitting gebleken dat de Woonstichting Stromenland voornemens is op korte termijn voor starters woningen te bouwen in het midden van het plangebied op gronden met de bestemming "Wonen (W)". Tegen de bouw van deze woningen als zodanig zijn ter zitting geen bezwaren geuit.
Onder deze omstandigheden ziet de voorzitter na afweging van alle belangen reden de plandelen met de bestemming "Wonen (W)" en het plandeel met de bestemming "Wonen - Uit te werken (W-U)", voor zover is aangegeven op de aan deze uitspraak aangehechte plankaart, te schorsen.
2.6. De raad dient ten aanzien van [verzoeker sub 1] en [verzoekers sub 2] op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Hilvarenbeek van 16 juli 2009, kenmerk 09int01267, voor zover het betreft de plandelen met de bestemming "Wonen (W)" en het plandeel met de bestemming "Wonen - Uit te werken", alle voor zover is aangegeven op de aan deze uitspraak aangehechte plankaart;
II. wijst de verzoeken voor het overige af;
III. veroordeelt de raad van de gemeente Hilvarenbeek tot vergoeding van in verband met de behandeling van de verzoeken opgekomen proceskosten ten aanzien van:
a. [verzoeker sub 1] tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
b. [verzoekers sub 2] tot een bedrag van € 904,85 (zegge: negenhonderdvier euro en vijfentachtig cent), waarvan € 874,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Hilvarenbeek aan verzoekers het door hen voor de behandeling van de verzoeken betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [verzoeker sub 1] en € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [verzoekers sub 2] vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.F.W. Tuit, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Tuit
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 maart 2010
425-605.