200904540/1/H1.
Datum uitspraak: 10 maart 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het beroep (artikelen 6:18, 6:19 en 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht) van:
de stichting Stichting Natuur en Milieuzorg Wierden, gevestigd te Wierden,
eiseres
Bij besluit van 17 augustus 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Wierden (hierna: het college) aan [appellant] vrijstelling verleend voor het realiseren van een nieuwe bedrijfshal en parkeerkelder, het uitbreiden van het bedrijfsterrein en het realiseren van de landschappelijke inpassing en bouwvergunning voor het oprichten van die bedrijfshal en parkeerkelder op het perceel [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 26 februari 2008 heeft het college het door de stichting Stichting Natuur en Milieuzorg Wierden (hierna: de stichting) daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 13 mei 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Almelo (hierna: de rechtbank), voor zover thans van belang, het door de stichting daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 26 februari 2008 vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit op het bezwaar van de stichting te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] (hierna: tezamen in enkelvoud: [appellant]) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 juni 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 23 juli 2009.
Bij besluit van 15 december 2009 heeft het college, gevolg gevend aan de aangevallen uitspraak, het door de stichting tegen het besluit van 17 augustus 2007 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 januari 2010, waar het college, vertegenwoordigd door R.A.P. te Wierik en I. Bloemsma, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, en [appellant], vertegenwoordigd door mr. J.H.B. Averdijk, advocaat te Enschede, en [gemachtigden], en gedeputeerde staten van Overijssel, vertegenwoordigd door A. van Mourik, zijn verschenen.
2.1. Ter zitting heeft [appellant] het door haar ingestelde hoger beroep ingetrokken.
2.2. Bij het besluit van 15 december 2009 heeft het college, gevolg gevend aan de aangevallen uitspraak, het door de stichting tegen het besluit van 17 augustus 2007 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit wordt, gelet op artikel 6:24, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), gelezen in samenhang met de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van die wet, geacht onderwerp te zijn van dit geding. Als gevolg van de omstandigheid dat [appellant] het door haar ingestelde hoger beroep heeft ingetrokken is het geding beperkt tot het beroep van de stichting tegen het besluit van 15 december 2009 en heeft de uitspraak van de rechtbank van 13 mei 2009 gezag van gewijsde gekregen.
2.3. Onder verwijzing naar de uitspraak van heden in zaak nr.
200904510/1/H1wordt geoordeeld dat het besluit van 15 december 2009 in strijd met artikel 7:9 van de Awb tot stand is gekomen. Gelet hierop, is het beroep tegen dat besluit gegrond en dient het te worden vernietigd.
2.4. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Wierden van 15 december 2009, kenmerk UIT2009-4439 GG/Bloe, gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Wierden van 15 december 2009, kenmerk UIT2009-4439 GG/Bloe.
Aldus vastgesteld door mr. R. van der Spoel, voorzitter, en mr. J.C. Kranenburg en mr. R.J. Hoekstra, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Spoel w.g. Van Roessel
voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2010