200906830/1/H2.
Datum uitspraak: 10 maart 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de stichting Stichting MEE Zuid-Limburg, gevestigd te Heerlen,
appellante,
het College voor Zorgverzekeringen,
verweerder.
Bij besluit van 19 december 2008 heeft het College voor Zorgverzekeringen (hierna: het college) de aan de stichting MEE Zuid-Limburg (hierna: MEE Zuid-Limburg) voor het kalenderjaar 2006 verleende subsidie op een bedrag van € 4.385.287,00 vastgesteld en een bedrag van € 183.994,00 als teveel betaald voorschot teruggevorderd.
Bij besluit van 28 juli 2009 heeft het college het door MEE Zuid-Limburg daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft MEE Zuid-Limburg bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 september 2009, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 1 oktober 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 februari 2010, waar MEE Zuid-Limburg, vertegenwoordigd door mr. B.J.P.G. Roozendaal, advocaat te Breda, en [haar directeur], vergezeld door [ingenieur], en het college, vertegenwoordigd door mr. M.C.D. van der Herberg, werkzaam bij het college, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 2.5.1, eerste lid, van de Regeling subsidies AWBZ (hierna: de Regeling), zoals deze regeling ten tijde van belang luidde, worden aan door het college, op basis van door het college vast te stellen nadere regels inzake spreiding en behoefte, aangewezen MEE-organisaties op aanvraag per kalenderjaar instellingssubsidies verleend voor laagdrempelige, onafhankelijke en betrouwbare cliëntondersteuning ten behoeve van hun cliënten, zijnde verzekerden met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap al dan niet veroorzaakt door een chronische ziekte of een beperking uit het autistisch spectrum, hun ouders, andere verwanten, verzorgers of vertegenwoordigers.
Ingevolge het derde lid worden bij de subsidiëring de volgende activiteiten onderscheiden:
a. collectieve cliëntondersteuning;
b. individuele cliëntondersteuning, en
c. coördinatie van projecten integrale vroeghulp.
Ingevolge artikel 2.5.3, eerste lid, wordt subsidie voor collectieve cliëntondersteuning slechts verleend, indien de activiteiten van de MEE-organisatie op dit terrein bestaan uit:
a. het vergaren en verstrekken van informatie en het geven van voorlichting aan cliënten;
b. het signaleren van relevante ontwikkelingen en belemmeringen, en
c. het scheppen van voorwaarden voor maatschappelijke activering en integratie door middel van het opbouwen en onderhouden van de sociale kaart en relevante netwerken.
Ingevolge het derde lid bedraagt de subsidieverlening maximaal € 1782 per 1000 inwoners, waarbij wordt uitgegaan van het aantal inwoners op 1 januari van het tweede jaar voorafgaande aan het subsidiejaar.
2.2. Bij de gemeentelijke herindeling van 1 januari 2003 is de tot het werkgebied van de stichting MEE Noord- en Midden-Limburg (hierna: MEE Noord- en Midden-Limburg) behorende gemeente Echt met de tot het werkgebied van MEE Zuid-Limburg behorende gemeente Susteren samengevoegd tot de gemeente Echt-Susteren. Vervolgens hebben beide stichtingen afgesproken dat Echt-Susteren onder het werkgebied van MEE Zuid-Limburg valt en dat de op basis van het aantal inwoners van Echt aan MEE Zuid-Limburg voor collectieve cliëntondersteuning verleende subsidie onderling zal worden verrekend in verband met de activiteiten die MEE Noord- en Midden-Limburg voor de inwoners van Echt heeft verricht.
2.3. Bij de aanvraag om vaststelling van de voor het subsidiejaar 2006 verleende subsidie heeft MEE Zuid-Limburg een bedrag van € 34.229,00, ter zake van het overhevelen van een deel van de voor collectieve cliëntondersteuning verleende subsidie aan MEE Noord- en Midden-Limburg, als negatieve baten opgevoerd en dat bedrag bij de exploitatierekening van dat subsidiejaar betrokken.
2.4. Het college heeft de subsidie lager vastgesteld op de grond dat dit bedrag niet voor vergoeding in aanmerking komt. In het besluit van 28 juli 2009 heeft het college daartoe uiteengezet dat de tussen
MEE Noord- en Midden-Limburg en MEE Zuid-Limburg gemaakte afspraak niet ter goedkeuring aan de subsidiegever is voorgelegd en dat de desbetreffende MEE-organisatie slechts voor eigen activiteiten en niet voor activiteiten van een andere MEE-organisatie wordt gesubsidieerd.
2.5. MEE Zuid-Limburg betoogt, samengevat weergegeven, dat het overhevelen van een deel van de voor collectieve cliëntondersteuning verleende subsidie niet in strijd met de Regeling is.
2.5.1. Niet in geschil is dat MEE Zuid-Limburg voor het jaar 2006 op basis van het aantal inwoners van Echt een bedrag van € 34.229,00 voor collectieve cliëntondersteuning heeft ontvangen. In het besluit van 28 juni 2009 heeft het college erkend dat MEE Noord- en Midden-Limburg in dat jaar activiteiten in Echt heeft uitgevoerd en daarvoor kosten heeft gemaakt. In verband met die activiteiten en kosten heeft MEE Zuid-Limburg, overeenkomstig de hiervoor onder 2.2 bedoelde afspraak, een bedrag van € 34.229,00 aan MEE Noord- en Midden-Limburg overgemaakt.
Hoewel de activiteiten derhalve niet door MEE Zuid-Limburg zijn verricht, is zij, gelet op die afspraak, wel gehouden de kosten ervan aan MEE Noord- en Midden-Limburg te vergoeden. In zoverre is deze situatie te vergelijken met het uitbesteden van activiteiten aan een derde. In het besluit van 28 juni 2009 is niet gemotiveerd waarom uit de Regeling volgt dat het zonder goedkeuring van het college vergoeden van kosten, die voor activiteiten in het werkgebied van MEE Zuid-Limburg zijn gemaakt, onder deze omstandigheden niet als negatieve baten bij de exploitatierekening mag worden betrokken.
2.6. Het beroep is gegrond. Het besluit van 28 juli 2009 dient wegens schending van artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd.
2.7. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het College voor Zorgverzekeringen van 28 juli 2009, kenmerk VZU/29064420;
III. veroordeelt het College voor Zorgverzekeringen tot vergoeding van bij de stichting MEE Zuid-Limburg in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 377,28 (zegge: driehonderdzevenenzeventig euro en achtentwintig cent), waarvan € 322,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV. gelast dat het College voor Zorgverzekeringen aan de stichting MEE Zuid-Limburg het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 297,00 (zegge: tweehonderdzevenennegentig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, voorzitter, en mr. J.C. Kranenburg en mr. N.S.J. Koeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.J.R. Hazen, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Hazen
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2010