ECLI:NL:RVS:2010:BL7025

Raad van State

Datum uitspraak
10 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200904573/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • P.J.J. van Buuren
  • J. Hoekstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning en vrijstelling bestemmingsplan voor hotelwijzigingen in Nieuweschans

In deze zaak heeft de Raad van State op 10 maart 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Groningen van 18 mei 2009. Het college van burgemeester en wethouders van Reiderland, thans Oldambt, had op 3 en 16 juli 2007 geweigerd om vrijstelling van het bestemmingsplan en een bouwvergunning te verlenen aan De Wereldbazar OG B.V. voor het gedeeltelijk veranderen van de gevels van een hotelpand aan de Hamdijk 5 te Nieuweschans. De rechtbank had in eerste aanleg de weigering van het college vernietigd, maar het college ging in hoger beroep.

De Raad van State oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had aangenomen dat er van rechtswege een bouwvergunning was verleend. De Raad stelde vast dat de aanvraag om bouwvergunning niet alleen betrekking had op gevelwijzigingen, maar ook op interne wijzigingen die een uitbreiding van het aantal hotelkamers inhielden. Dit was in strijd met het bestemmingsplan, dat de bestemming 'Bedrijventerrein' had. De Raad concludeerde dat voor de gevraagde bouwvergunning een vrijstelling van het bestemmingsplan noodzakelijk was, en dat deze niet was verleend.

De Raad van State verklaarde het hoger beroep van het college gegrond, vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van De Wereldbazar ongegrond. De Raad oordeelde dat het college in redelijkheid had kunnen weigeren om medewerking te verlenen aan de vrijstelling van het bestemmingsplan, omdat De Wereldbazar niet de benodigde gegevens had aangeleverd voor een goede ruimtelijke onderbouwing van het bouwplan. De uitspraak benadrukt het belang van het bestemmingsplan en de noodzaak van een zorgvuldige procedure bij het aanvragen van bouwvergunningen.

Uitspraak

200904573/1/H1.
Datum uitspraak: 10 maart 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Reiderland, thans Oldambt,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 18 mei 2009 in zaak nr. 08/68 in het geding tussen:
De Wereldbazar OG B.V.
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij besluiten van 3 en 16 juli 2007 heeft appellant (hierna: het college) geweigerd aan De Wereldbazar OG B.V. (hierna: De Wereldbazar) vrijstelling van het bestemmingsplan en bouwvergunning te verlenen voor het gedeeltelijk veranderen van de oost- en noordgevel van het hotelgedeelte van het pand op het perceel Hamdijk 5 te Nieuweschans, gemeente Reiderland (hierna: het perceel).
Bij besluit van 16 januari 2008 heeft het college het door De Wereldbazar daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 mei 2009, verzonden op 19 mei 2009, heeft de rechtbank Groningen (hierna: de rechtbank) het door De Wereldbazar daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en de besluiten van 3 en 16 juli 2007 herroepen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 juni 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 7 augustus 2009.
De Wereldbazar heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 februari 2010, waar het college, vertegenwoordigd door mr. W.R. van der Velde, advocaat te Groningen, en J.H. Samberg en M.A. Swemmer, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, en De Wereldbazar, vertegenwoordigd door haar [bestuurder] en mr. R. Snel, advocaat te Groningen, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Op het perceel rust ingevolge het bestemmingsplan "Buitengebieden Nieuweschans (1985)" (hierna: het bestemmingsplan) de bestemming "Bedrijventerrein".
Ingevolge artikel 11, onder a, van de planvoorschriften zijn de op de plankaart als zodanig aangewezen gronden bestemd voor ambachtelijke-, nijverheids-, verzorgende en dienstverlenende bedrijven, waarop de Hinderwet niet van toepassing is.
2.2. Het pand op het perceel wordt gedeeltelijk gebruikt als hotel. Dat gebruik strookt niet met voormelde bepaling van de planvoorschriften genoemde bedrijven, maar wordt beschermd door het het overgangsrecht van het bestemmingsplan.
2.3. Het college betoogt tenslotte nog slechts dat de rechtbank, door te overwegen dat van rechtswege bouwvergunning is verleend, heeft miskend dat ook indien de aanvraag slechts betrekking zou hebben op gevelwijzigingen en het plaatsen van een vluchttrap, zoals zij heeft aangenomen, deze in strijd is met het bestemmingsplan "Buitengebieden Nieuweschans (1985)", nu de gevelwijzigingen en vluchttrap dienen ten behoeve van interne wijzigingen van het pand die strijdig zijn met het bestemmingsplan. Voorts heeft de rechtbank volgens het college ten onrechte aangenomen dat de aanvraag om bouwvergunning slechts zag op de gevelwijzigingen en vluchttrap.
2.3.1. In de aanvraag van 30 oktober 2006 is ter toelichting op het bouwplan vermeld: "I.v.m. inwendig wijzigen van de ruimtes t.b.v. hotelaccommodatie zijn er wijzigingen noodzakelijk in de betreffende gevels. Het plaatsen van een vluchttrap". Voorts is in het aanvraagformulier vermeld dat na uitvoering van de werkzaamheden de gebruiksoppervlakte en vloeroppervlakte verblijfsgebied voor de functie logies onderscheidenlijk 575 m² en 520 m² zullen bedragen en zijn op de bij de aanvraag behorende bouwtekeningen in de bestaande situatie geen hotelkamers op de begane grond ingetekend en in de nieuwe situatie op de begane grond zeven hotelkamers.
Uit de in het aanvraagformulier gegeven toelichting, de in het aanvraagformulier opgegeven gebruiksoppervlakte en vloeroppervlakte verblijfsgebied voor de functie logies na uitvoering van de werkzaamheden, alsmede de bij de aanvraag behorende bouwtekeningen, die ook zien op de wijzigingen in het pand, volgt dat de aanvraag van 30 oktober 2006 om bouwvergunning voor de voorziene gevelwijzigingen en vluchttrap tevens de voorziene wijzigingen in het pand omvat. Deze wijzigingen zien op een uitbreiding van het aantal hotelkamers in het pand en daarmee op een vergroting van de afwijking van het bestemmingsplan naar aard en omvang, hetgeen door het overgangsrecht van het bestemmingsplan niet wordt beschermd. Voor het bouwplan kon derhalve slechts bouwvergunning worden verleend na vrijstelling van het bestemmingsplan. Gelet op artikel 46, derde lid, van de Woningwet, is geen bouwvergunning van rechtswege tot stand gekomen.
Het betoog slaagt.
2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal alsnog de bij de rechtbank aangevoerde beroepsgronden beoordelen, waaraan de rechtbank niet is toegekomen.
2.5. De Wereldbazar heeft in beroep betoogd dat het college niet in redelijkheid heeft kunnen weigeren medewerking te verlenen aan vrijstelling van het bestemmingsplan. Daartoe heeft zij aangevoerd dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het over onvoldoende gegevens beschikte met betrekking tot de ruimtelijke gevolgen van het bouwplan.
2.5.1. Dat betoog faalt. In hetgeen De Wereldbazar in beroep heeft aangevoerd kan geen grond worden gevonden voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid de weigering medewerking te verlenen aan vrijstelling van het bestemmingsplan in bezwaar heeft kunnen handhaven. Het heeft zich op het standpunt mogen stellen dat aanvullende gegevens met betrekking tot de ruimtelijke gevolgen van het bouwplan nodig waren voor een goede ruimtelijke onderbouwing van het bouwplan. De Wereldbazar is, voorafgaand aan het besluit van 3 juli 2007, door het college in de gelegenheid gesteld de voor de ruimtelijke onderbouwing noodzakelijke gegevens te verstrekken, maar zij heeft dit niet gedaan. Aan de omstandigheid dat het college inmiddels alsnog vrijstelling voor de gevelwijzigingen en vluchttrap heeft verleend, zonder dat De Wereldbazar aanvullende gegevens heeft geleverd, komt niet de betekenis toe die zij daaraan gehecht wil zien, reeds omdat dit besluit dateert van na het in beroep bestreden besluit.
2.6. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het bij de rechtbank ingestelde beroep alsnog ongegrond verklaren.
2.7. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Groningen van 18 mei 2009 in zaak nr. 08/68;
III. verklaart het bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. P.J.J. van Buuren en mr. J. Hoekstra, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Van Heusden
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2010
163-580.