ECLI:NL:RVS:2010:BL7712
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- K. Brink
- P. Plambeck
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake bestuurlijke handhaving Grote Veenderplas te Lunteren
Op 8 maart 2010 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door [verzoeker] tegen een besluit van het college van dijkgraaf en heemraden van het waterschap Vallei en Eem, dat op 10 december 2009 een verzoek om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen met betrekking tot het verondiepen van de Grote Veenderplas te Lunteren had afgewezen. De voorzitter van de Afdeling, mr. K. Brink, heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 februari 2010, waarbij [verzoeker] werd bijgestaan door mr. W. Kattouw en het college vertegenwoordigd was door mr. A. Ludwig-Hendriks, ing. E.A. Wondergem en ing. L. Schuurkamp.
[Verzoeker] betoogde dat de afwijzing van zijn verzoek onterecht was, omdat het verondiepen van de Grote Veenderplas in strijd zou zijn met de geldende wetgeving, met name het Besluit bodemkwaliteit. Hij voerde aan dat het toepassen van grond en baggerspecie niet nodig en niet nuttig was en dat er onvoldoende bescherming was voor nabijgelegen kwetsbare objecten. Ter onderbouwing van zijn standpunt overhandigde hij verschillende rapporten en notities.
Het college van dijkgraaf en heemraden stelde echter dat er geen overtreding was begaan en dat de toepassing van grond en baggerspecie noodzakelijk was voor de bevordering van natuurwaarden. De voorzitter overwoog dat de procedure zich niet leende voor een beoordeling van de juistheid van de ingediende rapporten, maar dat het ging om de vraag of er sprake was van onverwijlde spoed die een voorlopige voorziening vereiste. De voorzitter concludeerde dat [verzoeker] niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van onverwijlde spoed, aangezien de verondieping al geruime tijd aan de gang was en er een hoorzitting van de bezwarencommissie op 4 maart 2010 gepland stond.
Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De beslissing werd genomen door de voorzitter, mr. K. Brink, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van Staat, en werd openbaar uitgesproken op 8 maart 2010.