ECLI:NL:RVS:2010:BL7715

Raad van State

Datum uitspraak
9 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200909377/2/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.C.K.W. Bartel
  • R.I.Y. Lap
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Giethoorn-Compensatiewoning Beulakerweg

Op 13 oktober 2009 heeft de raad van de gemeente Steenwijkerland het bestemmingsplan "Giethoorn-Compensatiewoning Beulakerweg" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben de verzoekers, wonend in de gemeente Steenwijkerland, op 4 december 2009 beroep ingesteld bij de Raad van State. Tevens hebben zij verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 22 februari 2010 ter zitting behandeld, waarbij zowel de verzoekers als de raad vertegenwoordigd waren.

De voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De raad heeft betoogd dat niet alle verzoekers belanghebbenden zijn, maar de voorzitter oordeelt dat de omwonenden in ieder geval belanghebbenden zijn. De verzoekers hebben aangevoerd dat de sanering van het agrarisch bedrijf niet voldoet aan de voorwaarden van de beleidsnota, omdat niet alle bedrijfsbebouwing gesloopt zou worden. De raad heeft gesteld dat met de sloop van 2.346 m2 aan ontsierende bebouwing wordt voldaan aan de beleidsnota, maar de voorzitter heeft twijfels over deze motivering.

De voorzitter concludeert dat het besluit van 13 oktober 2009 in strijd is met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat de raad niet heeft gemotiveerd waarom hij afwijkt van de beleidsnota. Daarom schorst de voorzitter het besluit van de raad bij wijze van voorlopige voorziening en veroordeelt de raad tot vergoeding van proceskosten en griffierecht aan de verzoekers. De uitspraak is gedaan op 9 maart 2010.

Uitspraak

200909377/2/R3.
Datum uitspraak: 9 maart 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], wonend te [woonplaats], gemeente Steenwijkerland,
en
de raad van de gemeente Steenwijkerland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 oktober 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Giethoorn-Compensatiewoning Beulakerweg" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoekers] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 december 2009, beroep ingesteld. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hebben [verzoekers] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 februari 2010, waar [verzoekers], vertegenwoordigd door [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.H. van Keeken, werkzaam bij de gemeente, is verschenen. Voorts is ter zitting [partij], vertegenwoordigd door mr. E. Koornwinder en [gemachtigde], verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in het met toepassing van de gemeentelijke beleidsnota "De Regeling Rood voor Rood met gesloten beurs" (hierna: de beleidsnota) saneren van een agrarisch bedrijf dat is gelegen op een perceel aan de [locatie 1] te [plaats] en het in samenhang daarmee realiseren van een compensatiewoning op een perceel aan de [locatie 2] te [plaats].
2.3. De raad heeft ter zitting betoogd dat niet alle verzoekers belanghebbende zijn bij het besluit van 13 oktober 2009. De voorzitter overweegt dat hij hierin geen aanleiding ziet het verzoek reeds hierom af te wijzen. Nu in ieder geval de omwonenden belanghebbenden zijn bij het besluit, zal het beroep daartegen in ieder geval voor zover dat door hen is ingesteld, ontvankelijk zijn.
2.4. [verzoekers] betogen dat met de in het besluit beoogde sanering van het agrarisch bedrijf aan de [locatie 1] in dit geval niet wordt voldaan aan de voorwaarde van de beleidsnota dat alle aanwezige bedrijfsbebouwing op het perceel wordt gesloopt. Zij wijzen daarbij op de toelichting op het plan, waaruit volgens hen kan worden afgeleid dat een kuilvoerplaat en twee sleufsilo's niet zullen worden gesloopt, omdat die aan een buurman zijn verkocht. Voorts dient volgens hen de schuur naast de boerderij te worden gesloopt, nu deze naar hun mening, gezien de hoge goot en de uitvoering in damwandprofiel, als een beeldverstorend element moet worden aangemerkt naast een karakteristieke boerderij.
2.4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat met de sloop van 2.346 m2 aan ontsierende bebouwing en kuilplaten wordt voldaan aan de beleidsnota, omdat daarin de voorwaarde is opgenomen dat de gebouwen die in aanmerking komen voor de regeling in totaliteit een minimale oppervlakte van 850 m2 moeten hebben. In de toelichting op het plan is vermeld dat één kuilvoerplaat, die in het verleden is gekocht door de veehouder die aan de zuidzijde een bedrijf exploiteert, gehandhaafd blijft. Uit de toelichting kan voorts worden afgeleid dat twee sleufsilo's, die eveneens verkocht zijn aan de buurman, behouden blijven. De schuur wordt niet gesloopt omdat deze niet wordt gerekend tot de ontsierende bebouwing, aldus de toelichting.
2.4.2. In de beleidsnota is beleid opgenomen met betrekking tot de zogenoemde Rood voor Rood regeling, waarbij in ruil voor het slopen van landschapsontsierende bedrijfsbebouwing één of meer compensatiewoningen worden gebouwd. In paragraaf 4.3 van de beleidsnota is het beleid opgenomen met betrekking tot de sloop van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen. In deze paragraaf is, voor zover hier van belang, als uitgangspunt geformuleerd dat alle aanwezige bedrijfsbebouwing op een perceel wordt gesloopt maar dat de sloop van karakteristieke en cultuurhistorisch waardevolle bebouwing moet worden voorkomen. In deze paragraaf is voorts vermeld dat de regeling uitgaat van de sloop van het gehele complex met voormalige bedrijfsgebouwen, inclusief de erfverhardingen, mestplaten, kassen voor hobby en nevenactiviteiten en sleufsilo's. Uit de in paragraaf 4.3 opgenomen tabel kan worden afgeleid dat ook voerplaten zonder wanden voor sloop in aanmerking komen. De stelling van de raad ter zitting dat uit deze tabel blijkt dat deze voerplaten niet gesloopt behoeven te worden omdat ze blijkens die tabel niet als gebouw worden beschouwd, kan reeds niet opgaan nu deze voerplaten in die tabel op één lijn worden gesteld met de hiervoor genoemde mestplaten en erfverharding, die blijkens de beleidsnota gesloopt moeten worden.
Gezien het vorenstaande valt niet in te zien waarom twee sleufsilo's en één kuilvoerplaat op het perceel aan de Kanaaldijk volgens de raad niet gesloopt behoeven te worden. De door de raad ter zitting geponeerde stelling dat dit niet in strijd is met de beleidsnota omdat daarin niet is vermeld dat het niet is toegestaan om objecten te behouden die aan derden zijn verkocht, miskent naar het oordeel van de voorzitter het doel en de strekking van de beleidsnota. Nu de raad in zoverre niet heeft gehandeld overeenkomstig het in de beleidsnota neergelegde beleid ten aanzien van de sloop van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen en hij niet heeft gemotiveerd waarom hij hiervan is afgeweken, berust het besluit van 13 oktober 2009 in zoverre in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht niet op een deugdelijke motivering.
2.4.3. Ten aanzien van de schuur heeft de raad ter zitting gesteld dat deze niet gesloopt behoeft te worden, omdat deze in de nieuwe situatie de functie van bijgebouw bij de woning krijgt. Het in paragraaf 4.3 van de beleidsnota geformuleerde beleid maakt het mogelijk een deel van de gebouwen een goede hergebruikfunctie te geven, waarbij zowel aan de criteria van Rood voor Rood als aan de criteria voor hergebruik van vrijgekomen agrarische bebouwing dient te worden voldaan. De raad heeft evenwel bij het besluit van 13 oktober 2009 noch ter zitting gemotiveerd dat in dit geval aan de laatstgenoemde criteria wordt voldaan. Het besluit van 13 oktober 2009 berust daarom ook in zoverre in strijd met artikel 3:46 van de Awb niet op een deugdelijke motivering.
2.5. Nu de voorzitter gezien het vorenstaande twijfel heeft of het besluit van 13 oktober 2009 in de bodemprocedure in stand zal blijven, ziet hij aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen. Een bespreking van de overige gronden van het verzoek kan achterwege blijven.
2.6. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Steenwijkerland van 13 oktober 2009, kenmerk 2009/110;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Steenwijkerland tot vergoeding van bij [verzoekers] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 45,05 (zegge: vijfenveertig euro en vijf cent), met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;
III. gelast dat de raad van de gemeente Steenwijkerland aan [verzoekers] het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Lap
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2010
288.