200906811/1/H1.
Datum uitspraak: 17 maart 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Roermond,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 23 juli 2009 in zaak nr. 08/1984 in het geding tussen:
[wederpartijen], wonend te [woonplaats],
Bij besluit van 23 juli 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Roermond (hierna: het college) aan [wederpartijen] geweigerd vrijstelling en bouwvergunning te verlenen voor het plaatsen van een garagepoort in de carportvoorzieningen van de panden op de percelen [locaties] (hierna: de percelen) te [plaats].
Bij besluit van 3 november 2008 heeft het college het door [wederpartijen] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 juli 2009, verzonden op diezelfde dag, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) het door [wederpartijen] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en het besluit van 3 november 2008 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 september 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 1 oktober 2009.
[wederpartijen] hebben een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 februari 2010, waar het college, vertegenwoordigd door mr. C.H.G. Goessens en mr. S. Amory, werkzaam bij de gemeente, en [wederpartijen], in persoon, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Oolder Veste" (hierna: het bestemmingsplan) rust op de percelen de bestemming "Woongebied 2 (W2)".
Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de planvoorschriften, voor zover hier van toepassing, zijn de gronden, op de plankaart aangewezen voor Woongebied 2, bestemd voor woondoeleinden en verkeersdoeleinden.
Ingevolge het tweede lid, voor zover hier van toepassing, wordt in dit lid in aanvulling op artikel 3 in hoofdlijnen beschreven op welke wijze de doeleinden die ingevolge lid 1 van dit artikel aan de aldaar bedoelde gronden zijn toegekend, worden nagestreefd. Dit deel van het plangebied, de Veste, zal worden uitgevoerd als een hoger gelegen gebied met gesloten straatwanden. Achter deze gesloten wanden bevinden zich groene hoven, waaraan diverse typen woningen zijn gesitueerd. Op de eigen kavels bestaan parkeermogelijkheden.
Ingevolge het tweede lid, onder het kopje "Woningaantal, parkeernorm, speelvoorzieningen", onder het tweede gedachtenstreepje wordt als parkeernorm aangehouden 1,2 parkeerplaats per woning, met dien verstande dat een opstelplaats geldt als 1 parkeerplaats en een carport geldt als 1 parkeerplaats.
2.2. In paragraaf 5.5 van de toelichting op het bestemmingsplan is aangegeven dat voor het parkeren bij de woonbebouwing van Oolder Veste een norm van 1,2 parkeerplaats per woning (inclusief bezoek) geldt. Voor Oolder Veste is een parkeerbalans opgesteld waarbij kencijfers zijn gehanteerd voor de verschillende woningtypologieën. Zo geldt een woning met een garage met oprit voor één parkeerplaats. Dit betekent dat van de norm van 1,2 parkeerplaats per woning, één parkeerplaats op eigen terrein wordt aangelegd en in het openbaar gebied de overige 0,2 parkeerplaats wordt gerealiseerd.
2.3. Het college betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het bouwplan niet in strijd is met het bestemmingsplan. Het heeft hiertoe aangevoerd dat een garage niet wordt aangemerkt als een parkeerplaats en strijd met het bestemmingsplan bestaat als de carports worden omgezet in garages, omdat uit de planvoorschriften, in samenhang gelezen met de plantoelichting volgt dat op eigen terrein één parkeerplaats aanwezig dient te zijn. Het betoogt tevens dat rechtbank ten onrechte de stedenbouwkundige uitstraling niet bij de beoordeling heeft betrokken.
2.3.1. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden overwogen dat de parkeernorm in artikel 5, tweede lid, onder het kopje "Woningaanbod, parkeernorm, speelvoorzieningen", van de planvoorschriften het aantal vereiste parkeerplaatsen per woning geeft. Uit het voorschrift volgt verder alleen dat een opstelplaats of carport als één parkeerplaats geldt. Het voorschrift op zichzelf noch in samenhang met de andere voorschriften bezien, vereist dat aan de norm enkel kan worden voldaan indien op het perceel van de woning zelf is voorzien in een parkeervoorziening die geldt als één parkeerplaats. Evenmin kan dit worden afgeleid uit de zinsnede in artikel 5, tweede lid, dat op eigen kavels parkeermogelijkheden bestaan. Dit betekent dat, zolang het totaal aantal parkeerplaatsen op eigen terrein en openbaar gebied tezamen, afgezet tegen het totaal aantal woningen in het bestemmingsgebied 1,2 parkeerplaats per woning betreft, aan de parkeernorm voor de bestemming wordt voldaan.
Aan de omstandigheid dat in de plantoelichting wordt vermeld dat van de norm van 1,2 parkeerplaats per woning, 1 parkeerplaats op eigen terrein wordt aangelegd komt geen bindende betekenis toe, aangezien deze toelichting geen deel uitmaakt van het plan. Omdat de voorschriften op zich zelf en in hun samenhang duidelijk zijn, bestaat er geen aanleiding om voor de uitleg daarvan aansluiting te zoeken bij de toelichting.
Het college heeft bij de beoordeling van de aanvraag om bouwvergunning gebruikgemaakt van het onderzoek "Parkeeranalyse [locatie] te Oolder Veste" van Grontmij van 25 augustus 2008. Uit dit onderzoek volgt dat, indien bij twintig woningen aan de [locatie] de carport omgezet wordt naar een garage, 1,54 parkeerplaats per woning wordt gerealiseerd. Omdat het bouwplan slechts ziet op het omzetten van de carports naar een garage bij vier woningen zal, los van de vraag of een garage als parkeerplaats wordt meegerekend, in ieder geval meer dan 1,54 parkeerplaats per woning worden gerealiseerd. Ter zitting is dit niet door het college betwist.
De rechtbank is terecht tot de conclusie gekomen dat aan de parkeernorm van 1,2 wordt voldaan zodat het bouwplan niet in strijd met het bestemmingsplan is. De rechtbank heeft dan ook terecht de stedenbouwkundige uitstraling niet bij haar beoordeling betrokken.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Soede
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 maart 2010