ECLI:NL:RVS:2010:BL7737

Raad van State

Datum uitspraak
10 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201002063/1/M1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • A. Bijleveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake lasten onder dwangsom door Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 10 maart 2010 uitspraak gedaan op een verzoek van een verzoeker, wonend in de gemeente Medemblik, om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek volgde op een besluit van 15 februari 2010 van het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, waarin het verzoek van de verzoeker om de opgelegde lasten onder dwangsom in te trekken, werd afgewezen. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht de voorzitter om een voorlopige voorziening, omdat hij meende dat de lasten niet meer van toepassing waren.

De voorzitter heeft het verzoek op 2 maart 2010 ter zitting behandeld, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door mr. ing. F.A.J. Groenendijk en het college werd vertegenwoordigd door mr. P.J.J. Oosterling. De voorzitter overwoog dat de wet van 25 juni 2009, die op 1 juli 2009 in werking trad, bepaalt dat als een bestuurlijke sanctie wordt opgelegd voor een overtreding die voor deze datum heeft plaatsgevonden, het recht zoals dat gold voor deze datum van toepassing blijft. Dit betekent dat het nieuwe recht niet van toepassing is op het huidige geding.

De voorzitter concludeerde dat de verzoeker de lasten onder dwangsom had uitgevoerd en dat er geen grond was om de lasten op te heffen. De verzoeker had het bedrag waarboven geen dwangsommen meer verbeurd konden worden, verbeurd, en er was geen aanleiding voor het college om het besluit tot het opleggen van de lasten in te trekken. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 10 maart 2010.

Uitspraak

201002063/1/M1.
Datum uitspraak: 10 maart 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van [verzoeker], wonend te [woonplaats], gemeente Medemblik, om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
verzoeker,
en
het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 februari 2010 heeft het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (hierna; het college), voor zover thans van belang, het verzoek afgewezen de aan [verzoeker] wegens overtreding van de artikelen 13, zesde lid, en 25 van het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij opgelegde lasten onder dwangsom in te trekken.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bezwaar gemaakt. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 februari 2010, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 2 maart 2010, waar [verzoeker], in persoon en bijgestaan door mr. ing. F.A.J. Groenendijk, en het college, vertegenwoordigd door mr. P.J.J. Oosterling, werkzaam bij het Hoogheemraadschap, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Op 1 juli 2009 is de wet van 25 juni 2009 tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht (Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht) in werking getreden. Ingevolge artikel IV, eerste lid, van deze wet blijft, indien een bestuurlijke sanctie wordt opgelegd wegens een overtreding die plaatsvond voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, het recht zoals dat gold voor dat tijdstip van toepassing. Dit betekent dat het nieuwe recht niet van toepassing is op het huidige geding.
2.2. [verzoeker] heeft het college verzocht de lasten onder dwangsom in te trekken, nu uit de brief van het college van 17 december 2009 blijkt dat de inrichting van zijn fruittuin in overeenstemming is met de algemene regels uit het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij.
2.2.1. Het college stelt zich op het standpunt dat de lasten onder dwangsom materieel zijn uitgewerkt doordat het [verzoeker] het bedrag waarboven geen dwangsommen meer worden verbeurd, heeft verbeurd.
2.2.2. Ingevolge artikel 5:34, eerste lid, van de algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan het bestuursorgaan dat een last onder dwangsom heeft opgelegd, op verzoek van de overtreder de last opheffen, de looptijd ervan opschorten voor een bepaalde termijn of de dwangsom verminderen ingeval van blijvende of tijdelijke gehele of gedeeltelijke onmogelijkheid voor de overtreder om aan zijn verplichtingen te voldoen.
Ingevolge het tweede lid kan het bestuursorgaan dat een last onder dwangsom heeft opgelegd, op verzoek van de overtreder de last opheffen indien de beschikking een jaar van kracht is geweest zonder dat de dwangsom is verbeurd.
2.2.3. De voorzitter overweegt dat vaststaat dat inmiddels aan de lasten onder dwangsom is voldaan en dat [verzoeker] het bedrag waarboven geen dwangsommen meer worden verbeurd, heeft verbeurd. Aangezien [verzoeker] de lasten onder dwangsom heeft uitgevoerd, kan niet worden geoordeeld dat het voor hem onmogelijk was aan deze lasten te voldoen. Ook zijn dwangsommen verbeurd, zodat zich niet de situatie voordoet dat de beschikking een jaar van kracht was, zonder dat de dwangsom is verbeurd. Gelet hierop wordt niet voldaan aan de voorwaarden waaronder het bestuursorgaan op grond van artikel 5:34 van de Awb op verzoek van de overtreder de last onder dwangsom kan opheffen.
Nu bij uitspraak van de Afdeling het beroep van [verzoeker] tegen het besluit tot het opleggen van de lasten onder dwangsom van 7 mei 2008 ongegrond is verklaard (uitspraak van 9 september 2009 in zaak nr.
200901494/1), bestond er evenmin aanleiding voor het college dit besluit in te trekken.
2.3. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A. Bijleveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Bijleveld
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2010
433.