200908938/1/H2.
Datum uitspraak: 17 maart 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 6 oktober 2009 in zaak nr. 08/2085 in het geding tussen:
de raad voor rechtsbijstand 's-Hertogenbosch.
Bij besluit van 10 december 2007 heeft de raad voor rechtsbijstand 's-Hertogenbosch (hierna: de raad) een aanvraag van [appellant] om een toevoeging voor rechtsbijstand afgewezen.
Bij besluit van 25 april 2008 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 oktober 2009, verzonden op 12 oktober 2009, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 november 2009, hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting uitgeroepen op 5 maart 2010. Partijen zijn, met bericht, niet verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 12, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: de Wrb) wordt rechtsbijstand niet verleend indien het een belang betreft waarvan de behartiging redelijkerwijze aan de aanvrager zelf kan worden overgelaten, zo nodig met bijstand van een andere persoon of instelling van wie onderscheidenlijk waarvan de werkzaamheden niet vallen binnen de werkingssfeer van deze wet.
2.2. De raad heeft de aanvraag van [appellant] om een toevoeging afgewezen, omdat de aanvraag een klacht over politieoptreden betreft en de behartiging van dat belang redelijkerwijze aan [appellant] zelf kan worden overgelaten, zo nodig met bijstand van een andere persoon of instelling van wie onderscheidenlijk waarvan de werkzaamheden niet vallen binnen de werkingssfeer van de Wrb.
2.3. Alvorens te beslissen op zijn aanvraag heeft de raad [appellant] in de gelegenheid gesteld een nadere toelichting op zijn aanvraag om rechtsbijstand te geven. In die toelichting heeft [appellant] gesteld dat hij bij het indienen van de klacht bijgestaan wil worden, omdat hij met name bij mondelinge behandeling van zijn klacht niet alleen wil staan. In bezwaar heeft [appellant] gesteld dat hij niet op de hoogte is van de diverse regels en dat hij door zijn negatieve ervaringen met de politie moeite heeft zelfstandig op te treden. Voorts heeft hij aangevoerd dat in andere vergelijkbare gevallen wel een toevoeging is verleend.
2.4. [appellant] betoogt tevergeefs dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat [appellant] bijstand had kunnen inroepen buiten de sfeer van de Wrb. De rechtbank heeft terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat de raad zich, gelet op hetgeen in de aanvraag en in bezwaar door [appellant] naar voren is gebracht, niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat het indienen van een klacht over politieoptreden een belang betreft waarvoor juridische bijstand niet noodzakelijk is. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het indienen van zijn klacht specifieke juridische kennis vereist. De rechtbank heeft terecht overwogen dat [appellant] bijstand kan krijgen buiten de sfeer van de rechtsbijstand als bedoeld in de Wrb. Dat de rechtbank daarbij abusievelijk het Buro voor rechtshulp als voorbeeld heeft vermeld, maakt dat niet anders.
2.5. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank heeft miskend dat in de door hem aangevoerde gelijke gevallen waarin wel toevoeging is verstrekt sprake is van klachten over politieoptreden, waarbij ook bejegening en toegepaste dwangmiddelen centraal stonden, zodat niet valt in te zien waarom in het dit geval geen toevoeging kan worden verstrekt.
2.5.1. [appellant] heeft in bezwaar aangevoerd dat in een gelijk geval van een klacht over politieoptreden een toevoeging is verstrekt. Daarbij heeft hij het toevoegingsnummer van de desbetreffende zaak verstrekt. In het besluit op bezwaar heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat het een gelijk geval betreft. Door de raad is niet weersproken dat dit geval ook ziet op een klachtenprocedure over politieoptreden. In hoger beroep heeft [appellant] zijn beroep op het gelijkheidsbeginsel aangevuld met twee andere toevoegingnummers en een omschrijving van de grond voor toevoeging in die gevallen.
2.5.2. Het lag op de weg van de raad, nu [appellant] zich op het gelijkheidsbeginsel heeft beroepen en daartoe concrete gevallen heeft genoemd die zien op klachtenprocedures over politieoptreden, deugdelijk gemotiveerd aan te geven waarom deze gevallen niet gelijk of vergelijkbaar zijn. De enkele stelling van de raad dat niet vaststaat dat het om gelijke gevallen gaat, zonder die stelling toe te lichten, volstaat niet. Nu de raad niet ter zitting is verschenen, heeft hij hierop ook geen nadere toelichting kunnen geven. Aldus heeft de raad ten onrechte er geen blijk van gegeven te hebben onderzocht, of sprake is van gelijke gevallen en het besluit in zoverre ook onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
2.6. Het hoger beroep is gegrond. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen zal de Afdeling het beroep gegrond verklaren en het besluit op bezwaar vernietigen wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 6 oktober 2009 in zaak nr. 08/2085;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de raad voor rechtsbijstand 's-Hertogenbosch van 25 april 2008, kenmerk 1EA8097;
V. veroordeelt de raad voor rechtsbijstand 's-Hertogenbosch tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 966,00 (zegge: negenhonderdzesenzestig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI. gelast dat de raad voor rechtsbijstand 's-Hertogenbosch aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 368,00 (zegge: driehonderdachtenzestig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 maart 2010