ECLI:NL:RVS:2010:BL7771

Raad van State

Datum uitspraak
12 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200908668/2/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bouwvergunning voor duiventil in woongebied

Op 12 maart 2010 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot een bouwvergunning voor een duiventil. Het college van burgemeester en wethouders van de Marne had op 7 april 2009 een bouwvergunning verleend voor het oprichten van een duiventil op een perceel in de gemeente De Marne. Dit besluit werd aangevochten door [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2], die bezwaar maakten tegen de vergunning. De voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen verklaarde op 29 september 2009 het beroep van [verzoeker] gegrond en schorste de bouwvergunning tot het college opnieuw op het bezwaar zou beslissen.

Na een nieuw besluit van het college op 6 januari 2010, waarin het bezwaar opnieuw ongegrond werd verklaard, heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. Tijdens de zitting op 11 maart 2010 werd het verzoek om voorlopige voorziening behandeld. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, J.E.M. Polak, oordeelde dat er gerede twijfel bestond of het voorgenomen gebruik van de duiventil in overeenstemming was met de bestemming 'Woongebied'.

De voorzitter besloot om de bouwvergunning bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen, omdat het bouwplan grotendeels gerealiseerd was en er risico bestond op onevenredig nadeel voor [verzoeker]. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierecht aan [verzoeker]. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige afweging van belangen bij het verlenen van bouwvergunningen in woongebieden.

Uitspraak

200908668/2/H1.
Datum uitspraak: 12 maart 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] (hierna in enkelvoud: [verzoeker]), wonend te [woonplaats], gemeente De Marne,
verzoekers,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen (hierna: de voorzieningenrechter) van 29 september 2009 in zaak
nrs. 09/750 en 09/751 in het geding tussen:
[verzoeker]
en
het college van burgemeester en wethouders van de Marne.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 april 2009 heeft het college aan [vergunninghouder] bouwvergunning verleend voor het oprichten van een berging/duiventil (hierna: duiventil) op het perceel [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 8 juli 2009 heeft het college het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 september 2009, verzonden op 2 oktober 2009, heeft de voorzieningenrechter, voor zover hier van belang, het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 8 juli 2009 vernietigd, bepaald dat het college opnieuw dient te beslissen op het bezwaar met inachtneming van de uitspraak en met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb het besluit van 7 april 2009 geschorst tot en met zes weken na de datum van verzending van het nieuw te nemen besluit op bezwaar.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 november 2009, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[vergunninghouder] heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.
Bij besluit van 6 januari 2010 heeft het college het door [verzoeker] tegen het besluit van 7 april 2009 gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
Daartegen heeft [verzoeker] bij brief van 15 februari 2010 beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft de brief doorgezonden naar de Raad van State. Bij brief van dezelfde datum heeft [verzoeker] de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening. Ook deze brief heeft de rechtbank doorgezonden naar de Raad van State.
De gronden van het beroep van [verzoeker] zijn aangevuld bij brief van 22 februari 2010. Deze brief is door de rechtbank doorgezonden naar de Raad van State.
Het college heeft een verweerschrift ingediend inzake het beroep tegen het besluit van 6 januari 2010 en het verzoek om voorlopige voorziening.
[verzoeker] heeft een nader stuk ingediend.
[vergunninghouder] heeft een nader stuk ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 11 maart 2009, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. L. Boer, en het college, vertegenwoordigd door W.K. de Wind en J.A.M. Groothuis, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [vergunninghouder], bijgestaan door [gemachtigde], verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. [vergunninghouder] is voornemens om in de duiventil 190 duiven te houden. De voorzieningenrechter heeft, onder meer, overwogen dat het college in het besluit van 8 juli 2009 onvoldoende heeft gemotiveerd dat dit voorgenomen gebruik in overeenstemming is met de ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Grote kernen" op het perceel rustende bestemming "Woongebied".
2.3. In het besluit van 6 januari 2010 heeft het college zich, voor zover hier van belang, wederom op het standpunt gesteld dat het voorgenomen gebruik in overeenstemming is met de bestemming "Woongebied" en de verleende bouwvergunning gehandhaafd. [verzoeker] heeft verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening, omdat de bouwwerkzaamheden zijn gestart.
2.4. Naar het oordeel van de voorzitter bestaat op voorhand gerede twijfel of het bouwplan, gelet op het voorgenomen gebruik, in overeenstemming is met de op het perceel rustende bestemming "Woongebied". De voorzitter neemt daarbij in aanmerking het aantal in het beoogde bouwwerk te houden duiven en de ruimtelijke uitstraling daarvan in een woonwijk. Dat de duiven niet allemaal tegelijk aanwezig zullen zijn, zoals namens vergunninghouder toegelicht, neemt die twijfel niet weg. De beantwoording van de vraag of het bouwplan met de bestemming in overeenstemming is, dient in de bodemprocedure door de Afdeling te geschieden.
2.5. Ter zitting is gebleken dat het bouwplan grotendeels gerealiseerd is, doch dat met name het dak, benodigd voor het houden van de duiven, nog moet worden gerealiseerd. Ter voorkoming van onevenredig nadeel aan de kant van [verzoeker] verband houdend met het voorgenomen gebruik van het bouwplan, zal de voorzitter, nu er gelet op het voorgaande gerede twijfel bestaat dat de bouwvergunning in de bodemprocedure uiteindelijk in stand zal blijven, bij afweging van alle betrokken belangen, na te melden voorlopige voorziening treffen. Bij die afweging heeft de voorzitter tevens betrokken dat de zitting in de bodemprocedure naar verwachting uiterlijk in juni van dit jaar zal plaatsvinden, zodat binnen een relatief beperkte termijn ook voor vergunninghouder duidelijkheid over de rechtmatigheid van de verleende vergunning zal kunnen ontstaan.
2.6. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de Marne van 7 april 2009, kenmerk 20080225, en het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de Marne van 6 januari 2010, kenmerk 2009002987;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de Marne tot vergoeding van bij [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 922,65 (zegge: negenhonderdtweeëntwintig euro en vijfenzestig cent), waarvan € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro) is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van de Marne aan [verzoeker sub 1] en [verzoeker sub 2]ss het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 223,00 (zegge: tweehonderddrieëntwintig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Van Dorst
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2010
357-552.