200904380/1/T1/M1.
Datum uitspraak: 17 maart 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Tussenuitspraak met toepassing van artikel 36, zesde lid, van de Wet op de Raad van State op het beroep van:
[appelante], gevestigd te [plaats],
het college van gedeputeerde staten van Fryslân,
verweerder.
Bij besluit van 11 november 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Fryslân aan [appelante] een drietal lasten onder dwangsom opgelegd met betrekking tot de scheepswerf, gelegen op het adres [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 24 april 2009 heeft het college het door [appelante] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is op 7 mei 2009 bekend gemaakt.
Tegen dit besluit heeft [appelante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 juni 2009, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 15 juli 2009.
[appelante] heeft nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 februari 2010, waar [appelante], vertegenwoordigd door mr. E. van der Hoeven en [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. drs. A.J. Koll-Hill, ing. A. de Haas, H.A.J. Penninga en S.H. Slotegraaf, allen werkzaam bij de provincie, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting derde-belanghebbende [belanghebbende] als partij gehoord.
2.1. [appelante] betoogt dat het besluit van 24 april 2009 ten onrechte niet door de commissaris van de Koningin is ondertekend en niet door de secretaris is medeondertekend.
2.1.1. Het college stelt zich onder verwijzing naar het ‘Besluit mandaat, volmacht en machtiging vakantieperiodes 2009’ (hierna: het Besluit) op het standpunt dat het besluit terecht alleen door de loco-commissaris van de Koningin is ondertekend.
2.1.2. Ingevolge artikel 59a, eerste lid, van de Provinciewet worden de stukken die van gedeputeerde staten uitgaan door de commissaris ondertekend en door de secretaris medeondertekend.
Ingevolge artikel 59a, tweede lid, kunnen gedeputeerde staten toestaan de ondertekening op te dragen aan een ander lid van gedeputeerde staten, aan de secretaris of aan een of meer andere provinciale ambtenaren.
Ingevolge het derde lid is medeondertekening door de secretaris niet van toepassing indien de ondertekening van stukken die van het college uitgaan ingevolge het tweede lid is opgedragen aan de secretaris of een andere provinciale ambtenaar.
2.1.3. Ingevolge artikel 1 gelezen in samenhang met artikel 2 van het Besluit, voor zover hier van belang, wordt door het college van gedeputeerde staten aan de commissaris van de Koningin en bij diens afwezigheid aan de loco-commissaris van de Koningin mandaat, volmacht en machtiging verleend om in de periode van 22 april 2009 tot en met 11 mei 2009 besluiten te nemen die naar zijn oordeel geen uitstel dulden.
Ingevolge artikel 3 behoort tot de opgedragen bevoegdheden in ieder geval het nemen van besluiten tot het toepassen van handhavingsinstrumenten, waaronder besluiten tot het toepassen van bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom en het nemen van besluiten ter voorkoming van overschrijding van wettelijke termijnen, inclusief beslissingen op bezwaar.
2.1.4. Met het opstellen van het Besluit heeft het college uitvoering gegeven aan het bepaalde in artikel 59a, tweede lid, van de Provinciewet. Het besluit van 24 april 2009 is alleen door de loco-commissaris van de Koningin ondertekend. Dit is een ander lid van gedeputeerde staten. De Afdeling ziet in hetgeen [appelante] heeft betoogd geen aanknopingspunten voor het oordeel dat deze handelwijze niet in overeenstemming is met, met name artikel 3 van, het Besluit. Niettemin volgt uit artikel 59a, derde lid, van de Provinciewet dat medeondertekening door de secretaris van het bestreden besluit was vereist. Door dit na te laten is het bestreden besluit in zoverre in strijd met de Provinciewet genomen.
2.2. Ingevolge artikel 36, zesde lid, van de Wet op de Raad van State, voor zover hier van belang, kan de Afdeling het bestuursorgaan opdragen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen.
2.3. Overeenkomstig de op 1 januari 2010 in werking getreden Wet bestuurlijke lus Awb ziet de Afdeling in het belang bij een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding het college op grond van artikel 36, zesde lid, van de Wet op de Raad van State op te dragen dit gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Het college dient hiertoe het besluit van 24 april 2009 in overeenstemming te brengen met het bepaalde in artikel 59a, derde lid, van de Provinciewet dan wel daarvoor in de plaats een ander besluit te nemen. Daartoe zal een termijn worden gesteld.
2.4. In de einduitspraak zal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
draagt het college van gedeputeerde staten van Fryslân op om binnen twee weken na de verzending van deze uitspraak:
- het besluit van 24 april 2009, kenmerk 00824908, in overeenstemming te brengen met het bepaalde in artikel 59a, derde lid, van de Provinciewet dan wel daarvoor in de plaats een ander besluit te nemen
- het herstelde dan wel het vervangende besluit aan de Afdeling toe te zenden.
Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, voorzitter, en drs. H. Borstlap en mr. Th.C. van Sloten, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van Staat.
w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd w.g. Plambeck
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 maart 2010