ECLI:NL:RVS:2010:BL7791

Raad van State

Datum uitspraak
17 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200906585/1/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit niet-ontvankelijkheid bezwaar tegen geluidbegrenzers in café Blauwhuis

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden op 23 april 2009 aan [appellante] meegedeeld dat twee geluidbegrenzers in het café Blauwhuis moeten worden afgesteld op bepaalde geluidniveaus. Op 21 juli 2009 verklaarde het college het bezwaar van [appellante] tegen deze beslissing niet-ontvankelijk. Hierop heeft [appellante] beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 15 januari 2010 ter zitting werd behandeld. Het college heeft in zijn verweerschrift gesteld dat de brief van 23 april 2009 geen besluit is, en dat het bezwaar daarom niet-ontvankelijk is. De Raad van State heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een besluit een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan is, die een publiekrechtelijke rechtshandeling inhoudt. De Raad concludeert dat de brief van 23 april 2009 niet op rechtsgevolg is gericht en dus niet als een besluit kan worden aangemerkt. Dit betekent dat er geen mogelijkheid was voor [appellante] om bezwaar of beroep in te stellen tegen deze brief. De Raad van State verklaart het beroep van [appellante] ongegrond en bevestigt de beslissing van het college om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200906585/1/M2.
Datum uitspraak: 17 maart 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij brief van 23 april 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden (hierna: het college), voor zover hier van belang, aan [appellante] meegedeeld dat twee geluidbegrenzers in het café Blauwhuis aan de [locatie] te [plaats] moeten worden afgesteld op nader in die brief genoemde geluidniveaus.
Bij besluit van 21 juli 2009, verzonden op 23 juli 2009, heeft het college het door [appellante] hiertegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 augustus 2009, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellante] heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 januari 2010, waar [appellante], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. A.L. Bennen, G. Hooiring, en P. Postma, allen werkzaam bij gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder een besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Ingevolge de artikelen 7:1 en 8:1 van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit bezwaar en beroep instellen.
2.2. In beroep is uitsluitend de vraag aan de orde of het college zich bij het bestreden besluit terecht op het standpunt heeft gesteld dat de brief van 23 april 2009 geen besluit is, en dat het daartegen gemaakte bezwaar daarom niet-ontvankelijk is. Dit betekent dat hetgeen [appellante] heeft aangevoerd over het geschrift van 7 november 2008, waarin een aantal afspraken tussen haar en de gemeente zijn vastgelegd, in deze procedure niet aan de orde kan komen.
2.3. Bij besluit van 18 oktober 2005 zijn krachtens het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen voor het [café] nadere eisen gesteld, waarin een norm is opgenomen voor muziekgeluid. Deze nadere eisen gelden sinds 1 januari 2008 als maatwerkvoorschriften als bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit). In de brief van 23 april 2009, voor zover hier van belang, is aan [appellante] medegedeeld dat zij twee geluidbegrenzers op een bepaald niveau dient af te stellen teneinde aan de geluidnormering die in deze maatwerkvoorschriften is opgenomen, te voldoen. De brief behelst geen wijziging van de maatwerkvoorschriften of van de daarin opgenomen geluidnormering. In de brief worden evenmin nieuwe maatwerkvoorschriften gesteld. Dit is ook niet door het college beoogd.
2.3.1. De conclusie is dat de brief niet op rechtsgevolg is gericht, zodat geen sprake is van een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Dat bij de brief een bijsluiter was gevoegd met informatie over het maken van bezwaar, maakt niet dat de brief niettemin moet worden aangemerkt als een besluit.
2.3.2. Gelet op het vorenstaande en op artikelen 7:1 en 8:1 van de Awb stond tegen deze brief geen bezwaar en beroep open. Het college heeft het bezwaar dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
2.4. Het beroep is ongegrond.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Van der Maesen de Sombreff
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 maart 2010
190.