ECLI:NL:RVS:2010:BL7840

Raad van State

Datum uitspraak
17 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200901968/1/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M.W.L. Simons-Vinckx
  • T.L.J. Drouen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hogere geluidgrenswaarden vastgesteld door college van burgemeester en wethouders van Aalsmeer in verband met bestemmingsplan Noordvork

Op 16 december 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Aalsmeer hogere geluidgrenswaarden vastgesteld voor een aantal woningen in het kader van het bestemmingsplan "Noordvork". Dit bestemmingsplan betreft een wegtracé in de Stommeerpolder. Tegen dit besluit hebben vier appellanten beroep ingesteld bij de Raad van State. De appellanten hebben hun beroepen ingediend op respectievelijk 27 maart 2009, 16 april 2009 en 13 mei 2009. De Raad van State heeft de zaak behandeld op 30 oktober 2009, waarbij de appellanten en vertegenwoordigers van het college aanwezig waren. Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Raad van State het onderzoek heropend en aanvullende informatie opgevraagd van het college.

De Raad van State heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift tegen het hogere waarden-besluit is aangevangen op 7 maart 2009 en geëindigd op 17 april 2009. Het beroep van de vierde appellant is niet-ontvankelijk verklaard omdat dit niet binnen de gestelde termijn is ingediend. De Raad van State heeft ook geoordeeld dat de andere appellanten, [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3], hun beroepen ongegrond hebben verklaard. De Raad heeft geconcludeerd dat de hogere geluidgrenswaarden noodzakelijk zijn voor de realisering van het wegtracé en dat de appellanten niet hebben aangetoond dat de besluiten onrechtmatig zijn.

De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en de Raad van State heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De beslissing van de Raad van State is op 17 maart 2010 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

200901968/1/M2.
Datum uitspraak: 17 maart 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats],
3. [appellant sub 3], wonend te [woonplaats],
4. [appellant sub 4], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Aalsmeer,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 december 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Aalsmeer voor een aantal woningen hogere geluidgrenswaarden vastgesteld in verband met de vaststelling van het bestemmingsplan "Noordvork" dat voorziet in het wegtracé "Noordvork" in de Stommeerpolder, tussen de kruising van de Stommeerkade met de Aalsmeerderweg en de Ophelialaan en de kruising van de Stommeerkade met de Burgemeester Kasteleinweg (N201) (hierna: het hogere waarden-besluit).
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 maart 2009, [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 maart 2009, [appellant sub 3] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 april 2009, en [appellant sub 4] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 mei 2009, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 oktober 2009, waar [appellant sub 1], in persoon en bijgestaan door mr. R.H.A. ter Huurne, [appellant sub 2], in persoon, [appellant sub 3], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door drs. E. van der Klis en drs. H.P. van de Ven, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Buiten bezwaren van partijen zijn ter zitting nog stukken in het geding gebracht.
Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend. Bij brief van 26 november 2009 heeft het college op verzoek van de Afdeling nadere inlichtingen gegeven. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. Met toestemming van partijen is afgezien van een hernieuwde behandeling ter zitting.
2. Overwegingen
2.1. In afwijking van artikel 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) is op grond van artikel 145, eerste lid, van de Wet geluidhinder de termijn voor het indienen van een beroepschrift tegen het hogere waarden-besluit aangevangen met ingang van de dag waarop beroep kan worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan "Noordvork".
Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Ingevolge artikel 6:8, vierde lid, van de Awb vangt de beroepstermijn voor een geval als hier aan de orde aan met ingang van de dag na die waarop het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan overeenkomstig artikel 3:44, eerste lid, onderdeel a, ter inzage is gelegd.
De terinzagelegging van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan "Noordvork" heeft plaatsgevonden op 5 maart 2009. De beroepstermijn is derhalve aangevangen op 7 maart 2009 en geëindigd op 17 april 2009. [appellant sub 4] heeft het beroep niet binnen de termijn ingesteld. Niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan dit verschoonbaar kan worden geacht. Het beroep van [appellant sub 4] is niet-ontvankelijk.
2.2. Het college heeft in het hogere waarden-besluit naar aanleiding van de door [appellant sub 3] tegen het ontwerp van dit besluit naar voren gebrachte zienswijzen het standpunt ingenomen dat hij geen belanghebbende is bij dit besluit, omdat het niet voorziet in hogere geluidgrenswaarden voor zijn woning.
2.2.1. Ingevolge artikel 20.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer kan, voor zover hier van belang, een belanghebbende tegen een besluit op grond van deze wet beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.2.2. Het hogere waarden-besluit is noodzakelijk voor de realisering van het wegtracé "Noordvork". Uit de uitspraak van de Afdeling van 27 mei 2009 (zaak nr.
200805817/1/M2) vloeit voort dat bij zo'n besluit rechtstreeks de belangen zijn betrokken van iedere persoon die door de realisering van de voorgenomen activiteit rechtstreeks in zijn belangen wordt geraakt.
2.2.3. Ter zitting is vast komen te staan dat [appellant sub 3] op zeer korte afstand woont van het nog te realiseren wegtracé "Noordvork". Onder die omstandigheid moet ervan worden uitgegaan dat hij als direct omwonende door de realisering van dit wegtracé rechtstreeks in zijn belang wordt geraakt. Gelet hierop is hij belanghebbende bij het hogere waarden-besluit. Er is geen aanleiding om zijn beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
2.2.4. De omstandigheid dat het college in het hogere waarden-besluit naar aanleiding van de door [appellant sub 3] tegen het ontwerpbesluit naar voren gebrachte zienswijzen het standpunt heeft ingenomen, dat hij geen belanghebbende is, brengt in dit geval niet met zich dat het hogere waarden-besluit om die reden dient te worden vernietigd nu het college wel inhoudelijk op de zienswijzen van [appellant sub 3] heeft gereageerd.
2.3. De Afdeling constateert dat de gronden van het beroep van [appellant sub 2] in hoofdzaak betrekking hebben op het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan. Het beroep van [appellant sub 2] is in zoverre dit is gericht tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan "Noordvork" bij de Afdeling in behandeling genomen onder zaaknummer
200901884/1/R3. In de door hem ingediende beroepsgronden zijn geen concrete argumenten te vinden die de rechtmatigheid van het hogere waarden-besluit kunnen aantasten.
Voor zover het beroep van [appellant sub 2] is gericht tegen het hogere waarden-besluit, is dit ongegrond.
2.4. De beroepsgrond van [appellant sub 1] dat de bij het hogere waarden-besluit met betrekking tot zijn woning vastgestelde hogere geluidgrenswaarde een negatieve invloed op zijn huidige woonsituatie zal hebben, faalt, reeds omdat deze niet nader is onderbouwd.
2.5. [appellant sub 3] voert aan dat het college bij de vaststelling van de gecumuleerde geluidbelasting ten onrechte is uitgegaan van de dienaangaande in het akoestisch rapport van het adviesbureau IJmeer van 6 september 2008 neergelegde berekeningen (hierna: het akoestisch rapport). Volgens hem is daaraan niet de meest recente informatie inzake de geluidbelasting vanwege de luchtvaart ten grondslag gelegd.
2.5.1. Ingevolge artikel 110a, eerste lid, van de Wet geluidhinder zijn burgemeester en wethouders binnen de grenzen van de gemeente bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting.
Uit artikel 110a, zesde lid, van de Wet geluidhinder volgt dat, indien artikel 110f van toepassing is, burgemeester en wethouders slechts hogere waarden vaststellen voor zover de gecumuleerde geluidbelastingen na de correctie op grond van artikel 110f, derde lid, niet leiden tot een naar hun oordeel onaanvaardbare geluidbelasting.
2.5.2. Niet in geschil is dat artikel 110f van de Wet geluidhinder van toepassing is. In het akoestisch rapport zijn berekeningen neergelegd die betrekking hebben op de gecumuleerde geluidbelasting van geluidbronnen in het plangebied "Noordvork". Daarbij is wat betreft de geluidbelasting vanwege de luchtvaart uitgegaan van gegevens over het vliegverkeerslawaai in de omgeving van Schiphol die afkomstig zijn van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en zijn neergelegd in de zogenoemde geluidcontourenkaart Lden voor het gebruiksjaar 2006.
2.6. [appellant sub 3] heeft geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd die grond bieden voor het oordeel dat bij de berekening van de gecumuleerde geluidbelasting niet van voormelde gegevens mocht worden uitgegaan.
De beroepsgrond faalt.
2.7. Het beroep van [appellant sub 4] is niet-ontvankelijk. De beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] zijn ongegrond.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep van [appellant sub 4] niet-ontvankelijk;
II. verklaart de beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.L.J. Drouen, ambtenaar van Staat.
w.g. Simons-Vinckx w.g. Drouen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 17 maart 2010
402.