ECLI:NL:RVS:2010:BL8668

Raad van State

Datum uitspraak
24 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200902479/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • J.G.C. Wiebenga
  • N.S.J. Koeman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Bebouwde kom Zierikzee en de toelaatbaarheid van terrassen

Op 29 januari 2009 heeft de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland het bestemmingsplan "Bebouwde kom Zierikzee" vastgesteld. Dit plan is een actualisering van bestaande bestemmingsplannen en heeft voornamelijk een conserverend karakter. Tegen dit besluit hebben de appellanten, wonend te [woonplaats], beroep ingesteld bij de Raad van State op 22 april 2009. De raad heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is op 15 februari 2010 ter zitting behandeld. De appellanten, bijgestaan door mr. H.P.J.G. Berkers van DAS Rechtsbijstand, betogen dat het plan ten onrechte de mogelijkheid biedt om permanente terrassen met overkappingen op te richten binnen de bestemming "Verkeer". Zij zijn van mening dat deze terrassen niet passen binnen de bestemming, omdat ze niet meer als ondergeschikte uitbreiding van de horeca-inrichting kunnen worden aangemerkt.

De raad van de gemeente Schouwen-Duiveland stelt dat in het verleden terrassen zijn toegestaan zonder dat hiervoor een regeling in de bestaande bestemmingsplannen was opgenomen. De raad is van mening dat de planregeling juist zorgt voor een beperking van de bouwregels voor terrasoverkappingen en dat de afweging van de toelaatbaarheid van terrassen plaatsvindt bij de verlening van de terrasvergunning. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt echter dat de raad is uitgegaan van een onjuist uitgangspunt. Ruimtelijke afwegingen dienen plaats te vinden in het kader van het bestemmingsplan en niet pas bij een concrete vergunningaanvraag.

De Afdeling concludeert dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan wat betreft de artikelen over terrassen en terrasoverkappingen strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van de appellanten is gegrond, waardoor het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd. De raad wordt veroordeeld in de proceskosten van de appellanten en moet het griffierecht vergoeden. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin op 24 maart 2010.

Uitspraak

200902479/1/R3.
Datum uitspraak: 24 maart 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 januari 2009 heeft de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland (hierna: de raad) het bestemmingsplan "Bebouwde kom Zierikzee" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 april 2009, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 februari 2010, waar [appellanten], bijgestaan door mr. H.P.J.G. Berkers, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch, en de raad, vertegenwoordigd door S. Eland, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het plan ziet op de bebouwde kom van Zierikzee. Het betreft een actualisering van bestaande bestemmingsplannen en heeft hoofdzakelijk een conserverend karakter.
2.2. [appellanten] kunnen zich niet verenigen met het plan. Zij betogen dat in het plan ten onrechte de mogelijkheid is opgenomen om overal binnen de bestemming "Verkeer" permanente terrassen met een overkapping op te richten. Dergelijke terrassen met horecagebruik passen volgens hen niet binnen deze bestemming, omdat deze permanente terrassen niet meer zijn aan te merken als een ondergeschikte uitbreiding van de horeca-inrichting.
2.3. De raad stelt zich op het standpunt dat in het verleden terrassen zijn toegestaan in de openbare ruimte zonder dat hiervoor een regeling in de bestaande bestemmingsplannen was opgenomen. Volgens de raad is een horecagelegenheid binnen de verkeersbestemming passend en zorgt de planregeling juist voor een beperking wat betreft de bouwregels voor terrasoverkappingen. De afweging inzake de toelaatbaarheid van terrassen vindt verder plaats bij de verlening van de terrasvergunning, aldus de raad.
2.4. Ingevolge artikel 17, eerste lid, van de planregels zijn de gronden, voor zover hier van belang, ter plaatse van de bestemming "Verkeer" bestemd voor onder meer straten, voet- en fietspaden, (…), terrassen, (…).
Ingevolge artikel 17, onder 3.3 en onder c, van de planregels bedraagt de totale maximale hoogte van terrasoverkappingen 5 meter.
2.4.1. De Afdeling stelt vast dat deze regeling tot gevolg heeft dat binnen het gehele plangebied op alle plandelen met de bestemming "Verkeer" overkapte terrassen kunnen worden opgericht zonder dat hieraan beperkingen, zoals bijvoorbeeld een beperking in oppervlakte, zijn verbonden en zonder dat kan worden voorzien in een nader afwegingsmoment. Voorts is ter zitting vastgesteld dat aan het opnemen van deze mogelijkheden in het plan geen ruimtelijke afwegingen ten grondslag liggen, omdat de raad zich op het standpunt stelt dat deze afweging eerst in het kader van een concrete vergunningaanvraag zal plaatsvinden onder toepassing van de Algemene Plaatselijke Verordening en de op basis van die Verordening vastgestelde beleidsregels voor terrassen.
De Afdeling is van oordeel dat de raad hierbij is uitgegaan van een onjuist uitgangspunt, aangezien ruimtelijke afwegingen dienen plaats te vinden in het kader van het bestemmingsplan en niet eerst in het kader van andere regelgeving zoals de Algemene Plaatselijke Verordening of beleidsregels bij een concrete vergunningaanvraag.
De keuze voor een algemene regeling zoals thans in het plan is opgenomen brengt mee dat deze ruimtelijke afweging voor alle betrokken plandelen waarbinnen overkapte terrassen mogelijk zijn, dient te zijn uitgevoerd. Indien deze afweging op voorhand niet mogelijk is, zoals door de raad gesteld, staan de raad andere instrumenten ter beschikking, zoals een binnenplanse ontheffing.
Nu afwegingen van de raad inzake de aanvaardbaarheid van overkapte terrassen binnen het plan ontbreken komt de Afdeling aan een oordeel hieromtrent niet toe. Op dit punt wordt overwogen dat het uitgangspunt dat, gelet op het belang van Zierikzee bij toerisme en recreatie, terrassen in het algemeen niet onwenselijk zijn te achten, de Afdeling niet onredelijk voorkomt.
2.5. De conclusie is dat hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan wat betreft artikel 17, eerste lid, voor zover het betreft het woord 'terrassen' en artikel 17, onder 3.3 en onder c voor zover het betreft het woord 'terrasoverkappingen' strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.
2.6. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten van [appellanten] te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland van 29 januari 2009 voor zover het betreft artikel 17, eerste lid, van de planregels, voor zover het betreft het woord 'terrassen' en artikel 17, onder 3.3, onder c, van de planregels, voor zover het betreft het woord 'terrasoverkappingen';
III. veroordeelt de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland tot vergoeding van bij [appellanten] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
IV. gelast dat de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland aan [appellanten] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en mr. N.S.J. Koeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Langeveld
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2010
317-608.