200910022/2/R3.
Datum uitspraak: 17 maart 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. [verzoekster sub 1], wonend te [woonplaats], en anderen,
2. [verzoeker sub 2], wonend te [woonplaats], en anderen,
verzoekers,
de raad van de gemeente Skarsterlân,
verweerder.
Bij besluit van 30 september 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Natuur- en Waterlandgoed Trijntje Wiel" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoekster sub 1] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 december 2009, [verzoeker sub 2] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 december 2009, beroep ingesteld. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 december 2009, hebben [verzoekster sub 1] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 december 2009, hebben [verzoeker sub 2] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 12 maart 2010, waar [verzoekster sub 1] en anderen en [verzoeker sub 2] en anderen, vertegenwoordigd door mr. J. Nijenhuis, advocaat te Leeuwarden, en de raad, vertegenwoordigd door P.J.H. Karseboom, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Verder is [belanghebbende], bijgestaan door mr. E. Wiarda, als partij gehoord.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan voorziet in drie landgoedwoningen, een ruimte-voor-ruimte woning en de verandering van agrarisch gebied in natuurgebied. Met het plan wordt beoogd het agrarisch bedrijf van [belanghebbende], dat thans in het plangebied is gevestigd, te verplaatsen.
2.3. Met de verzoeken wordt beoogd te voorkomen dat de in het plan voorziene woningen kunnen worden gerealiseerd voordat op de beroepen is beslist.
2.4. Ter zitting heeft [belanghebbende] als eigenaar van gronden in het plangebied en als directeur van [bedrijf], waarin een deel van de gronden in het plangebied zijn ingebracht, uitdrukkelijk verklaard dat de benodigde vergunningen voor de realisering van het plan niet zullen worden aangevraagd voordat het bestemmingsplan onherroepelijk is geworden. Evenmin zal overigens worden gestart met werkzaamheden ter realisering van het plan.
Gelet hierop bestaat naar het oordeel van de voorzitter geen onverwijlde spoed die, gelet op de betrokken belangen, vereist dat een voorlopige voorziening wordt getroffen.
2.5. De verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening worden afgewezen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Verbeek
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 maart 2010