ECLI:NL:RVS:2010:BL8676

Raad van State

Datum uitspraak
24 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200906773/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.W. Mouton
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake handhaving van een dwangsom voor de verwijdering van een antennemast

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht. Het college had op 26 februari 2008 een dwangsom opgelegd aan [wederpartij] om een antennemast op een perceel in [plaats] te verwijderen. De rechtbank verklaarde het beroep van [wederpartij] gegrond en vernietigde de besluiten van het college. Het college ging in hoger beroep bij de Raad van State, die de zaak op 24 maart 2010 behandelde.

De Raad van State oordeelde dat de antennemast in afwijking van de verleende bouwvergunning was gebouwd. Het college had eerder vergunning verleend voor een vaste antennemast, maar de huidige constructie voldeed daar niet aan. De Raad van State stelde vast dat het college terecht handhavend had opgetreden, omdat er geen zicht op legalisering van de antennemast bestond. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van [wederpartij] ongegrond.

De uitspraak benadrukt het belang van handhaving van bouwvergunningen en de verantwoordelijkheden van bestuursorganen in het kader van de Woningwet. De Raad van State concludeerde dat het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen op juiste wijze had gehandeld door de dwangsom op te leggen en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200906773/1/H1.
Datum uitspraak: 24 maart 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 24 juli 2009 in zaak
nr. 08/1369 in het geding tussen:
[wederpartij]
en
het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 februari 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen, als rechtsopvolger van het college van burgemeester en wethouders van Born per 1 januari 2001 (hierna: het college) [wederpartij] onder oplegging van een dwangsom gelast een antennemast op het perceel [locatie] te [plaats], (hierna: het perceel) te verwijderen en verwijderd te houden.
Bij besluit van 7 juli 2008 heeft het college het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij besluit van 9 september 2008 heeft het college, onder intrekking van het besluit van 7 juli 2008, de gemaakte bezwaren opnieuw ongegrond verklaard en het besluit van 26 februari 2008 gehandhaafd, onder aanpassing van de begunstigingstermijn.
Bij uitspraak van 24 juli 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Maastricht (hierna: de rechtbank) het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en de besluiten van 7 juli 2008 en van 9 september 2008 vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 september 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 29 september 2009.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
[belanghebbende] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Het college heeft nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 februari 2010, waar het college, vertegenwoordigd door mr. A.I.H.M. Erkens-Pereboom, werkzaam in dienst van de gemeente, bijgestaan door mr. X. Wynands, advocaat te Roermond, en [wederpartij], in persoon en bijgestaan door mr. J. In 't Ven, advocaat te Kerkrade, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [belanghebbende], als belanghebbende, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 40, eerste lid, van de Woningwet, is het verboden te bouwen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (bouwvergunning).
2.2. Het college betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de antennemast in afwijking van de daarvoor bij besluit van 18 juli 1989 verleende bouwvergunning is gebouwd.
2.2.1. Bij besluit van 18 juli 1989 heeft het college aan [wederpartij] bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een antennemast op het perceel. Niet in geschil is dat [wederpartij] een vaste mast van omstreeks 16 meter hoog op het perceel heeft geplaatst en voorts, nadat deze mast tijdens een storm in 1990 was omgewaaid, op een andere locatie op het perceel een uitschuifbare antennemast met kantelinrichting heeft geplaatst. Bij besluit van 13 januari 1992 heeft het college voor de aldus gewijzigd opgerichte antennemast bouwvergunning verleend. Bij besluit van 4 april 1996 heeft het college alsnog geweigerd deze vergunning te verlenen. Dit laatste besluit is met de uitspraak van de Afdeling van 8 september 1998 in zaak nr. H01.98.0038 (aangehecht) in rechte onaantastbaar geworden.
Bij besluit van 8 februari 1999, onder aanvulling van de motivering daarvan gehandhaafd bij besluit van 5 juli 1999, heeft het college [wederpartij] onder oplegging van een dwangsom gelast de antennemast, opgericht zoals deze bij besluit van 13 januari 1992 was vergund, derhalve inschuifbaar en voorzien van een kantelinrichting, af te breken en te verwijderen. Het besluit van 5 juli 1999 is met de uitspraak van de Afdeling van 21 december 2000 in zaak nr. 200002873/1 (aangehecht) in rechte onaantastbaar geworden. In deze uitspraak heeft de Afdeling overwogen dat de antennemast, opgericht zoals deze bij besluit van 13 januari 1992 was vergund, afwijkt van de bij besluit van 18 juli 1989 verleende bouwvergunning.
2.2.2. Volgens onderscheiden rapporten van bevindingen van de afdeling Handhaving van de gemeente Sittard-Geleen van 1 juni 2007 en van 11 juli 2007 is op het perceel een uitschuifbare antennemast, bestaande uit vier delen, aanwezig. De hoogte van de mast in uitgeschoven toestand is volgens deze rapporten 16,90 meter.
2.2.3. Gelet op deze op zichzelf niet betwiste omstandigheden, heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat de voorliggende antennemast, gelet op de uitschuifbare constructie, in afwijking van de bij besluit van 18 juli 1989 verleende bouwvergunning is gebouwd.
Het betoog slaagt.
2.3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het tegen het besluit van 26 februari 2008 ingestelde beroep beoordelen, voor zover daarop, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, nog moet worden beslist.
2.4. Zoals hiervoor onder 2.2.3 is overwogen, is gehandeld in strijd met artikel 40, eerste lid, van de Woningwet, zoals het college terzake handhavend kon optreden.
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.5. [wederpartij] betoogt dat het college onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de mogelijkheden tot legalisering van de antennemast, omdat het de omstandigheid dat, indien de antennemast in zijn geheel wordt uitgeschoven en vervolgens gefixeerd, deze als een vaste mast dient te worden aangemerkt, niet in zijn besluitvorming heeft meegewogen.
2.5.1. Dit betoog faalt. De voorliggende antennemast is, zoals hiervoor onder 2.2.1 tot en met 2.2.3 is overwogen, in constructief opzicht afwijkend van de daarvoor verleende bouwvergunning. Met het aanpassen van één van de eigenschappen van deze aldus afwijkend opgerichte antennemast, wordt de constructieve afwijking evenwel niet teniet gedaan. Het college heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat geen concreet zicht op legalisering bestaat.
2.6. Het beroep is ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 24 juli 2009 in zaak nr. 08/1369;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.W. Mouton, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.E.B. de Haseth, ambtenaar van Staat.
w.g. Mouton w.g. De Haseth
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2010
476.