ECLI:NL:RVS:2010:BL8679

Raad van State

Datum uitspraak
24 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200905111/1/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergunning voor uitbreiding van een paardenhouderij en de rechtmatigheid van de verleende vergunning

Op 9 juni 2009 verleende het college van burgemeester en wethouders van Deurne een vergunning aan [vergunninghouder] voor het veranderen van een paardenhouderij aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit werd op 19 juni 2009 ter inzage gelegd. Tegen deze vergunning hebben [appellanten] op 14 juli 2009 beroep ingesteld, waarbij zij hun gronden op 15 juli 2009 aanvulden. Het college diende een verweerschrift in en [appellanten] voegden nadere stukken toe. De zaak werd door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer, die de zaak op 15 januari 2010 ter zitting behandelde. Zowel [appellanten] als het college waren vertegenwoordigd, evenals de vergunninghouder.

De verleende vergunning betreft de uitbreiding van de inrichting met een houtkachel en een stookinstallatie op aardgas. De rechtmatigheid van deze vergunning stond centraal in de procedure. De beroepsgronden van [appellanten] die niet betrekking hadden op de vergunning, zoals het gebruik van de kachel in het woonhuis en eerdere activiteiten van de vergunninghouder, werden niet ontvankelijk verklaard. Ook de gronden over de naleving van de vergunning konden niet slagen, aangezien verzoeken om handhaving bij het college ingediend kunnen worden.

[Appellanten] voerden aan dat zij rook- en stankoverlast ondervinden van de houtkachel. Ze betoogden dat niet voldaan kan worden aan de emissie-eis van stof zoals voorgeschreven in de vergunning. De vergunning bevatte voorschrift 12, dat de concentratie stof in de geëmitteerde rookgassen reguleert. Het college had de emissie-eis gekoppeld aan de Bijzondere regeling F7 van de Nederlandse emissierichtlijnen. Een rapport van 9 januari 2009, uitgevoerd door Klaus Kaspers, toonde aan dat aan de emissie-eisen werd voldaan. De Afdeling vond geen reden om aan de juistheid van dit rapport te twijfelen en concludeerde dat de nadelige milieugevolgen van de houtkachel voldoende beperkt werden. Het beroep van [appellanten] werd ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200905111/1/M2.
Datum uitspraak: 24 maart 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats], gemeente Deurne,
en
het college van burgemeester en wethouders van Deurne,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 9 juni 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders van Deurne (hierna: het college) aan [vergunninghouder], een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het veranderen van een paardenhouderij aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 19 juni 2009 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 juli 2009, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 15 juli 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellanten] hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 januari 2010, waar [appellanten] en het college, vertegenwoordigd door C.G.M. Claessens en M.J.Th. van der Heijden, zijn verschenen. Voorts is ter zitting vergunninghouder, vertegenwoordig door mr. R.A.M. Verkoijen en [gemachtigde], als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. De bij het bestreden besluit verleende vergunning ziet op de uitbreiding van de inrichting met een houtkachel en een stookinstallatie op aardgas.
In deze procedure is alleen de rechtmatigheid van deze vergunning aan de orde. De door [appellanten] aangevoerde beroepsgronden die daar geen betrekking op hebben, zoals de gronden over het gebruik van de kachel in het woonhuis en over de in het verleden door de vergunninghouder verrichte activiteiten, kunnen daarom niet slagen. Hetzelfde geldt voor de gronden over de naleving van de vergunning, zoals het in strijd met de vergunning opslaan en stoken van bepaalde soorten hout. Voor zover de vergunning niet wordt nageleefd kan bij het college een verzoek om handhaving worden ingediend.
2.2. [appellanten] stellen rook- en stankoverlast te ondervinden van het gebruik van de houtkachel in de inrichting. Zij betogen in dit verband onder meer dat niet aan de in de vergunning voorgeschreven emissie-eis van stof kan worden voldaan.
2.2.1. Ingevolge voorschrift 12 van de vergunning mag de concentratie stof in de geëmitteerde rookgassen, gerelateerd aan een volumegehalte zuurstof in het afgas van 11% niet meer bedragen dan 100 mg/m03.
Het college heeft met dit voorschrift aangesloten bij de Bijzondere regeling F7 "Installaties voor de verbranding van schoon resthout" van de Nederlandse emissierichtlijnen (NeR). In de bijzondere regeling is naast deze emissie-eis tevens een aantal voorwaarden opgenomen om milieubelastende emissies en geurhinder vanwege een onvolledige verbranding te beperken en een goede verbranding in de verwarmingsinstallatie te waarborgen. In de vergunningvoorschriften zijn deze voorwaarden overgenomen.
In het kader van de vergunningaanvraag is op 9 januari 2009 een rapport uitgebracht van het onderzoek naar de stofemissie van de houtkachel dat in opdracht van vergunninghouder door Klaus Kaspers, Bezirksschornsteinfegermeister te Kamp-Lintfort, Duitsland, is verricht. Uit het rapport blijkt dat aan de gestelde emissie-eis wordt voldaan. In hetgeen [appellanten] naar voren hebben gebracht, heeft de Afdeling geen aanknopingspunten gevonden om in zoverre aan de juistheid van het rapport te twijfelen.
Nu aan de eisen van de bijzondere regeling F7 van de NeR wordt voldaan, heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de nadelige milieugevolgen van het gebruik van de houtkachel in voldoende mate worden beperkt.
De beroepsgrond faalt.
2.3. Het beroep is ongegrond
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Van der Maesen de Sombreff
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2010
190-645.