ECLI:NL:RVS:2010:BL8679
Raad van State
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.D.M. van Diepenbeek
- F.B. van der Maesen de Sombreff
- Rechtspraak.nl
Vergunning voor uitbreiding van een paardenhouderij en de rechtmatigheid van de verleende vergunning
Op 9 juni 2009 verleende het college van burgemeester en wethouders van Deurne een vergunning aan [vergunninghouder] voor het veranderen van een paardenhouderij aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit werd op 19 juni 2009 ter inzage gelegd. Tegen deze vergunning hebben [appellanten] op 14 juli 2009 beroep ingesteld, waarbij zij hun gronden op 15 juli 2009 aanvulden. Het college diende een verweerschrift in en [appellanten] voegden nadere stukken toe. De zaak werd door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige kamer, die de zaak op 15 januari 2010 ter zitting behandelde. Zowel [appellanten] als het college waren vertegenwoordigd, evenals de vergunninghouder.
De verleende vergunning betreft de uitbreiding van de inrichting met een houtkachel en een stookinstallatie op aardgas. De rechtmatigheid van deze vergunning stond centraal in de procedure. De beroepsgronden van [appellanten] die niet betrekking hadden op de vergunning, zoals het gebruik van de kachel in het woonhuis en eerdere activiteiten van de vergunninghouder, werden niet ontvankelijk verklaard. Ook de gronden over de naleving van de vergunning konden niet slagen, aangezien verzoeken om handhaving bij het college ingediend kunnen worden.
[Appellanten] voerden aan dat zij rook- en stankoverlast ondervinden van de houtkachel. Ze betoogden dat niet voldaan kan worden aan de emissie-eis van stof zoals voorgeschreven in de vergunning. De vergunning bevatte voorschrift 12, dat de concentratie stof in de geëmitteerde rookgassen reguleert. Het college had de emissie-eis gekoppeld aan de Bijzondere regeling F7 van de Nederlandse emissierichtlijnen. Een rapport van 9 januari 2009, uitgevoerd door Klaus Kaspers, toonde aan dat aan de emissie-eisen werd voldaan. De Afdeling vond geen reden om aan de juistheid van dit rapport te twijfelen en concludeerde dat de nadelige milieugevolgen van de houtkachel voldoende beperkt werden. Het beroep van [appellanten] werd ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.