200902364/1/R3.
Datum uitspraak: 24 maart 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
de raad van de gemeente Zwijndrecht,
verweerder.
Bij besluit van 17 februari 2009, kenmerk 2009-6796, heeft de raad van de gemeente Zwijndrecht (hierna: de raad) het bestemmingsplan "Waalbos 2008" vastgesteld (hierna: het plan).
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 april 2009, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 februari 2010, waar [appellant], bijgestaan door mr. L.J. van Pelt, werkzaam bij LTO Noord, en de raad, vertegenwoordigd door mr. drs. R.N. Soebhan, ambtenaar werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de Dienst Landelijk Gebied van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: DLG), vertegenwoordigd door mr. J.P.M. Verhoeven en P. Muns, beiden werkzaam bij de DLG, als partij gehoord.
2.1. Met het plan wordt beoogd de aanleg mogelijk te maken van het gedeelte van het Waalbos langs de zuidelijke zijde van de Langeweg ten noordwesten van Zwijndrecht.
2.2. [appellant] betoogt dat de raad ten onrechte het plandeel met de bestemming "Bos" heeft vastgesteld dat betrekking heeft op de gronden die binnen een afstand van 100 meter vanaf de kassen van zijn glastuinbouwbedrijf liggen. Volgens [appellant] leidt het voorziene natuurgebied tot schade aan zijn glastuinbouwbedrijf. Aan het plandeel had een bestemming moeten worden toegekend die waarborgt dat zijn bedrijf geen hinder ondervindt, zo stelt [appellant]. Volgens [appellant] stelt de raad ten onrechte dat geen sprake is van een planologische verslechtering. Voorts voert [appellant] aan dat het inrichtingsplan niet waarborgt dat het glastuinbouwbedrijf geen schade zal lijden. Tot slot is ten onrechte geen Landbouw Effect Rapportage opgesteld, aldus [appellant].
2.3. De raad stelt zich op het standpunt dat in de afweging voldoende rekening is gehouden met de bedrijfsbelangen van [appellant]. Volgens de raad is rekening gehouden met de door [appellant] ingebrachte rapporten over schaduwhinder en schade voor het glastuinbouwbedrijf. In het plan is in de planregels een bepaling opgenomen ter voorkoming van schaduwhinder en verder zal een inrichting van het gebied worden gekozen waarbij zich geen hinder voordoet, zo stelt de raad. Voorts is er volgens de raad geen wettelijke verplichting een Landbouw Effect Rapportage op te stellen en bestaat hiervoor gelet op de reeds uitgevoerde onderzoeken en de maatregelen ter voorkoming van hinder ook geen aanleiding.
2.4. In de plantoelichting staat dat het plan voortvloeit uit het landinrichtingsproject IJsselmonde. In het kader van dit project dient te worden voorzien in 825 hectare bos- en recreatiegebied. Het plangebied is gekozen als één van de locaties voor de verwezenlijking hiervan en voorziet in een deel van de in totaal ongeveer 170 hectare van het Waalbos. Het gebied maakt deel uit van de buffer tussen de omringende verstedelijkte gebieden en zal volgens de raad een belangrijke recreatieve functie gaan vervullen voor Ridderkerk en omliggende gemeenten.
Volgens de plantoelichting is de bedoeling het gebied in te richten als openbaar bos- en recreatiegebied met een natuurlijke, ruige uitstraling en wat betreft recreatie met voornamelijk wandelpaden en een recreatief fietspad. In het inrichtingsplan Waalbos, vastgesteld op 21 september 2007 door de landinrichtingscommissie IJsselmonde (hierna: het inrichtingsplan), is de voorziene inrichting van het gebied meer gedetailleerd uitgewerkt, waarbij de soort en hoogte van de beplanting en de plaats van de voorzieningen is aangeduid.
2.5. Het bedrijf van [appellant] ligt ten oosten van het plangebied. Mede gelet op de door [appellant] overgelegde rapporten is niet uitgesloten dat de aanleg van het bos nadelige gevolgen kan hebben voor de bedrijfsvoering.
[appellant] stelt terecht dat aan het inrichtingsplan in dit kader geen doorslaggevende betekenis toekomt nu het inrichtingsplan na inwerkingtreding van het bestemmingsplan kan worden gewijzigd. Het inrichtingsplan geeft derhalve slechts een indicatie van de voorziene inrichting van het gebied.
Ingevolge artikel 3.1. van de planregels zijn de gronden met de bestemming "Bos" onder meer bestemd voor het behoud, herstel en de ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden en extensieve dagrecreatie. Om de mogelijke schaduwwerking zoveel mogelijk te beperken is in artikel 3.3. van de planregels voorgeschreven dat binnen een afstand van 50 meter van de oostelijke grens van het plangebied geen beplanting is toegestaan die hoger is dan de schuine zijde van een hoek van 21o uit de plangrens. Nadere voorschriften omtrent de inrichting zijn niet in het bestemmingsplan opgenomen.
2.5.1. De raad heeft zich op dit punt op het standpunt gesteld dat een inrichting kan en zal worden gekozen waarbij rekening wordt gehouden met de belangen van [appellant] bij het gevrijwaard blijven van hinder voor zijn bedrijfsvoering. Aangezien het hierbij gaat om een inrichting waarbij onder meer de aanplant en het spontaan opkomen van pluizende en luizende struiken dient te worden voorkomen, is er voor gekozen deze aspecten te beschouwen als uitvoering van het bestemmingsplan.
De Afdeling stelt vast dat [appellant] het belang van de aanleg van het Waalbos op deze plaats niet heeft betwist en dat het plan niet in de weg staat aan de door partijen genoemde inrichting, omdat ook deze inrichting zal passen binnen de planregels.
Nu ter zitting door de raad en de DLG nog eens nadrukkelijk is toegezegd dat de inrichting van de strook grond van 100 meter naast het glastuinbouwbedrijf van [appellant] zodanig zal worden uitgevoerd dat het bedrijf wordt gevrijwaard van hinder vanwege het natuurgebied, bestaat, mede gezien de onzekerheid in hoeverre het in planologisch opzicht mogelijk zou zijn de soort beplanting in het bestemmingsplan gedetailleerd en dwingend vast te leggen, aanleiding voor het oordeel dat voldoende rekening is en zal worden gehouden met de belangen van [appellant].
Gelet hierop en nu de noodzaak voor de aanleg van het Waalbos als zodanig niet wordt betwist bestaat voorts geen aanleiding voor het oordeel dat ten onrechte geen Landbouw Effect Rapportage is opgesteld. Daarbij neemt de Afdeling tevens in aanmerking dat hiertoe evenmin een wettelijke verplichting bestaat.
2.6. De conclusie is dat hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plandeel met de bestemming "Bos" dat betrekking heeft op de gronden die binnen een afstand van 100 meter vanaf de kassen van het glastuinbouwbedrijf van [appellant] zijn gelegen, niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en mr. N.S.J. Koeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Langeveld
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2010