ECLI:NL:RVS:2010:BL8717

Raad van State

Datum uitspraak
24 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200905845/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.W. Mouton
  • A.M. van Meurs-Heuvel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag peiljaarverlegging door de raad voor rechtsbijstand

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 25 juni 2009, waarin de rechtbank het beroep van [appellant] gegrond verklaarde en het besluit van de raad voor rechtsbijstand 's-Hertogenbosch van 7 januari 2008 vernietigde, maar de rechtsgevolgen in stand liet. De raad had op 29 maart 2007 de aanvraag van [appellant] om peiljaarverlegging afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de raad [appellant] ten onrechte niet in de gelegenheid had gesteld om zijn onvolledige aanvraag nader toe te lichten. De rechtbank vond het niet aannemelijk dat [appellant] alsnog de benodigde gegevens zou hebben verstrekt, ondanks dat hij ruimschoots de gelegenheid had gehad.

In hoger beroep betoogt [appellant] dat de rechtbank ten onrechte de rechtsgevolgen van het besluit op bezwaar in stand heeft gelaten. Hij stelt dat hij altijd bereid is geweest om de gevraagde aanvullende informatie te verstrekken. De Raad van State oordeelt dat de rechtbank niet op voorhand kon aannemen dat [appellant] niet alsnog de noodzakelijke gegevens zou hebben verstrekt, indien hem een termijn was gegund voor aanvulling van zijn aanvraag. De Raad van State concludeert dat de rechtbank de rechtsgevolgen van het besluit niet in stand had mogen laten, omdat het gebrek aan de aanvraag niet was hersteld.

De Raad van State verklaart het hoger beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de rechtbank voor zover deze de rechtsgevolgen in stand heeft gelaten, en verplicht de raad voor rechtsbijstand 's-Hertogenbosch om opnieuw op het bezwaar van [appellant] te beslissen, met inachtneming van de mogelijkheid voor [appellant] om de ontbrekende gegevens alsnog in te dienen. Tevens wordt de raad veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan [appellant].

Uitspraak

200905845/1/H2.
Datum uitspraak: 24 maart 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats], [gemeente],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 25 juni 2009 in zaak nr. 08/616 in het geding tussen:
[appellant]
en
de raad voor rechtsbijstand 's-Hertogenbosch.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 maart 2007 heeft de raad voor rechtsbijstand 's-Hertogenbosch (hierna: de raad) een aanvraag van [appellant] om peiljaarverlegging afgewezen.
Bij besluit van 7 januari 2008 heeft de raad, voor zover thans van belang, het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en het verzoek om peiljaarverlegging op andere gronden afgewezen.
Bij uitspraak van 25 juni 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank), voor zover hier van belang, het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 7 januari 2008 vernietigd voor zover dat strekt tot afwijzing van het verzoek om peiljaarverlegging en bepaald dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 augustus 2009, hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Bij brieven van 14 december 2009 en 24 december 2009 hebben partijen toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) om in het geding uitspraak te doen zonder zitting. Vervolgens heeft de Afdeling bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 34c, eerste lid, van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: de Wrb), zoals deze bepaling gold ten tijde van belang, neemt de raad, indien in het jaar waarin de aanvraag om een toevoeging is gedaan sprake is van een terugval in het inkomen of vermogen, op aanvraag van de rechtzoekende een besluit dat is gebaseerd op het door de raad geschatte inkomen of vermogen in het jaar waarin de aanvraag om een toevoeging is gedaan.
Ingevolge het vierde lid worden bij de aanvraag in ieder geval gegevens overgelegd over het inkomen en vermogen van het jaar van de aanvraag alsmede een verklaring waarin de oorzaak van de inkomens- of vermogensdaling wordt toegelicht.
2.2. De raad heeft aan de in bezwaar gehandhaafde afwijzing van de aanvraag om peiljaarverlegging ten grondslag gelegd dat bij die aanvraag geen gegevens zijn verstrekt over het inkomen van de partner van [appellant] over de periode van 1 januari 2006 tot 1 juli 2006 waardoor geen juiste schatting van het inkomen van [appellant] kan worden gemaakt.
2.3. De rechtbank heeft overwogen dat de raad [appellant] ten onrechte niet in de gelegenheid heeft gesteld zijn onvolledige aanvraag nader toe te lichten. De rechtbank heeft het besluit van 7 januari 2008 vernietigd, maar de rechtsgevolgen ervan in stand gelaten aangezien niet aannemelijk is dat [appellant], indien hem een termijn voor de aanvulling van zijn aanvraag zou zijn gegeven, alsnog de noodzakelijke gegevens zou hebben verstrekt. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat [appellant], hoewel hij ruimschoots de gelegenheid heeft gehad, na het bestreden besluit nog steeds niet de benodigde aanvullende informatie heeft verstrekt en evenmin aanleiding heeft gezien een nieuwe aanvraag om toevoeging met alle gegevens in te dienen.
2.4. [appellant] betoogt - kort samengevat - dat de rechtbank ten onrechte de rechtsgevolgen van het besluit op bezwaar van 7 januari 2008 in stand heeft gelaten. De rechtbank heeft volgens [appellant] ten onrechte overwogen dat het niet aannemelijk is dat hij, indien hem een termijn voor de aanvulling van zijn aanvraag zou zijn gegeven, alsnog de noodzakelijke gegevens zou hebben verstrekt. Hij is altijd bereid geweest de gevraagde aanvullende informatie te verstrekken.
2.5. Gegeven dat de raad [appellant] geen termijn heeft gesteld voor het aanvullen van zijn onvolledige aanvraag en dat dit aan het besluit van 7 januari 2008 klevende gebrek nadien niet is hersteld, kon de rechtbank de rechtsgevolgen van dat besluit niet in stand laten. Anders dan de rechtbank heeft overwogen is niet op voorhand aannemelijk dat [appellant], indien hem een termijn zou zijn gegund, niet alsnog de noodzakelijke gegevens zou hebben verstrekt. Evenmin kan hem worden tegengeworpen dat hij nadat hij het besluit op bezwaar had ontvangen niet op eigen initiatief de benodigde informatie heeft verstrekt. Het betoog slaagt.
2.6. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover daarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 7 januari 2008 in stand zijn gelaten. De raad dient opnieuw op het bezwaar van [appellant] te beslissen en in dat kader [appellant] alsnog een termijn te geven voor het indienen van de ontbrekende gegevens.
2.7. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 25 juni 2009 in zaak nr. 08/616, voor zover daarbij de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 7 januari 2008 in stand zijn gelaten;
III. veroordeelt de raad voor rechtsbijstand 's-Hertogenbosch tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV. gelast dat de raad voor rechtsbijstand 's-Hertogenbosch aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 110,00 (zegge: honderdtien euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.W. Mouton, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van Staat.
w.g. Mouton w.g. Van Meurs-Heuvel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2010
47-609.