ECLI:NL:RVS:2010:BL8754

Raad van State

Datum uitspraak
16 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201002484/2/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • J. Wieland
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake kap van populieren rondom Vliegermonument te Utrecht

Op 16 maart 2010 vond een openbare zitting plaats bij de Raad van State, waar het verzoek om een voorlopige voorziening werd behandeld. Verzoeker, wonend te Utrecht, had bezwaar gemaakt tegen de kap van vier populieren rondom het Vliegermonument. Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht had op 31 augustus 2009 een besluit genomen om de bomen te kappen, gebaseerd op drie onderzoeken die een verhoogd risico op takbreuk aantoonden. Tijdens de zitting werd toegelicht dat het monument geen fundering heeft en dat de verzakking van het monument niet veroorzaakt wordt door de fundering, maar door de wortels van de populieren die de muren omhoog drukken. Het college stelde dat het behoud van de bomen in combinatie met het herstel van de fundering geen haalbaar alternatief was om verzakking te voorkomen.

De voorzitter, Staatsraad mr. D.A.C. Slump, wees het verzoek af. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat er onvoldoende grond was voor de veronderstelling dat de Afdeling in de bodemprocedure de uitspraak van de voorzieningenrechter niet zou bevestigen. De argumenten van verzoeker boden geen aanleiding voor een ander oordeel. De Afdeling concludeerde dat de belangenafweging tussen het behoud van de bomen en de noodzaak tot velling in het kader van de restauratie van het monument correct was uitgevoerd. De uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht van 18 februari 2010, die de kap had goedgekeurd, werd bevestigd.

Uitspraak

201002484/2/H2.
Datum uitspraak: 16 maart 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht van 18 februari 2010 in zaak nrs. 09/3830 en 09/3831 in het geding tussen:
[verzoekers]
en
het college van burgemeester en wethouders van Utrecht.
Procesverloop
Openbare zitting gehouden op 16 maart 2010 om 11.45 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. D.A.C. Slump voorzitter (vz.)
Ambtenaar van Staat: mr. J. Wieland
Verschenen:
[verzoeker], in persoon;
Het college, vertegenwoordigd door M. Akkersdijk en A. Wenning, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente;
De gemeente Utrecht, vertegenwoordigd door M. Akkersdijk en A. Wenning, voormeld.
De voorzitter
wijst het verzoek af.
Daartoe wordt overwogen dat het college aan de verlening van de velvergunning bij besluit van 31 augustus 2009 drie onderzoeken ten grondslag heeft gelegd waaruit blijkt dat de vier populieren rondom het Vliegermonument aan de [locatie] te Utrecht, gelet op een te verwachten verhoogd risico op takbreuk, binnen nu en ongeveer vijftien jaar gekapt moeten worden. Het college heeft ter zitting uiteengezet dat het monument geen fundering heeft en dat de verzakking van het monument dan ook niet wordt veroorzaakt doordat de fundering is aangetast, maar onder meer doordat de wortels van de te vellen populieren de muren van het monument omhoog drukken. Gelet hierop is het behouden van de bomen in combinatie met het herstellen en verstevigen van de fundering geen alternatief om in de toekomst verzakking te voorkomen. De reële verwachting is dat na het herstel van het metselwerk de eerstkomende vijftig jaar geen noemenswaardig onderhoud meer hoeft te worden gepleegd aan het monument.
Gelet op het vorenstaande bestaat onvoldoende grond voor het oordeel dat, bij de gemaakte afweging tussen het behoud van de bomen - die anders dan [verzoeker] betoogt niet monumentaal zijn als bedoeld in het bomenbeleid van de gemeente Utrecht - en het vellen daarvan in verband met de restauratie van het monument, tot een andere uitkomst had moeten komen en bestaat evenzeer onvoldoende grond voor het oordeel dat op voorhand valt aan te nemen dat de Afdeling in de bodemprocedure de uitspraak van de voorzieningenrechter niet zal bevestigen, althans uiteindelijk zal blijken dat de velvergunning niet verleend had mogen worden. Hetgeen door [verzoeker] is aangevoerd biedt geen grond voor een ander oordeel.
w.g. Slump w.g. Wieland
voorzitter ambtenaar van Staat
502.