ECLI:NL:RVS:2010:BL9589

Raad van State

Datum uitspraak
24 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200909045/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • R.P.F. Boermans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bestemmingsplan Varkenswei te Vianen

Op 22 september 2009 heeft de raad van de gemeente Vianen het bestemmingsplan "Varkenswei" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben verschillende verzoekers, bewoners van de Buitenlandpoort, beroep ingesteld bij de Raad van State. Tevens hebben zij verzocht om een voorlopige voorziening om onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het plan te voorkomen. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek op 8 maart 2010 behandeld. De voorzitter oordeelt dat het beroep van enkele bewoners niet-ontvankelijk is, omdat zij geen zienswijzen tegen het ontwerpplan hebben ingediend. De voorzitter stelt vast dat het plan voorziet in de bouw van 37 woningen op de gronden van het voormalige Oosterlicht College. De verzoekers betogen dat de raad het plan ten onrechte heeft vastgesteld en dat er onvoldoende inspraak is geboden. De voorzitter concludeert dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de bestaande infrastructuur toereikend is voor de toename van verkeersbewegingen. Ook de vrees van de verzoekers dat er een volwaardige ontsluiting zal komen, wordt ongegrond verklaard. De voorzitter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding is om te oordelen dat de raad de belangen op een onevenwichtige wijze heeft afgewogen. De beslissing van de voorzitter is niet bindend in de bodemprocedure.

Uitspraak

200909045/2/R2.
Datum uitspraak: 24 maart 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], allen wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente Vianen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 september 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Varkenswei" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [verzoekers] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 november 2009, beroep ingesteld. Bij afzonderlijke brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 november 2009, hebben [verzoekers] en anderen de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 maart 2010, waar [verzoekers] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.C. Ellerman, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord [belanghebbende], vertegenwoordigd door E.J.M. van Kooten.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. [verzoekers] en anderen wonen allen aan de Buitenlandpoort. De raad heeft betoogd dat zes bewoners van de Buitenlandpoort geen zienswijzen tegen het ontwerpplan naar voren hebben gebracht en dat deze bewoners niet-ontvankelijk zijn in hun beroep. Bij de vaststelling van het plan heeft de raad wijzigingen aangebracht ten opzichte van het ontwerpplan. De voorzitter is van oordeel dat het beroep van deze bewoners geacht wordt te zijn gericht tegen de gewijzigde planvaststelling, zodat zij in zoverre niet verweten kunnen worden dat zij geen zienswijzen tegen het ontwerpplan naar voren hebben gebracht.
2.3. Het plan voorziet in de realisatie van 37 woningen op de gronden van het voormalige Oosterlicht College in Vianen.
2.4. [verzoekers] en anderen betogen dat de raad het plan ten onrechte heeft vastgesteld. Zij beogen met hun verzoek onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het plan te voorkomen. Ter zitting heeft de raad verklaard dat op korte termijn een bouwaanvraag zal worden ingediend en dat hiermee niet gewacht zal worden op de uitspraak in de bodemprocedure. Derhalve acht de voorzitter een spoedeisend belang aanwezig.
2.5. [verzoekers] en anderen voeren als formeel bezwaar aan dat in strijd met de Inspraakverordening Vianen 1994 geen mogelijkheid tot inspraak is geboden bij het besluit van de raad van 8 april 2008 waarin het zogenoemde "Strokenmodel" als uitgangspunt is gekozen voor de inrichting van het plangebied.
2.5.1. Vooropgesteld wordt dat het besluit van 8 april 2008 geen deel uitmaakt van het plan en derhalve in deze procedure niet ter beoordeling staat. Daargelaten de vraag of een inspraakverplichting bestond voor het besluit van 8 april 2008, kan het schenden daarvan geen gevolgen hebben voor de rechtmatigheid van de bestemmingsplanprocedure en het bestemmingsplan. Naar het oordeel van de voorzitter kan het betoog reeds daarom niet slagen.
2.6. [verzoekers] en anderen voeren aan dat onvoldoende is gemotiveerd waarom in afwijking van de Structuurvisie Vianen 2015 (hierna: de structuurvisie) ter plaatse van de groene buffer in dit plan woningbouw is voorzien. Voorts voeren zij aan dat de voorziene woningen ten zuiden van de Buitenlandpoort niet zijn opgenomen in de structuurvisie.
2.6.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de structuurvisie een visie op hoofdlijnen betreft. De groenstrook uit de structuurvisie valt volgens de raad deels buiten het plangebied en op de gronden die binnen het plangebied liggen is geen bebouwing toegestaan.
2.6.2. In de structuurvisie staat het project Varkenswei vermeld als pijplijnplan voor 30 woningen. Uit het kaartje op pagina 62 van de structuurvisie blijkt dat ten noorden van het potentieel te ontwikkelen gebied voor de locatie Varkenswei een groenstrook is weergegeven. Volgens de legenda behorende bij dit kaartje gaat het om stedenbouwkundige richtlijnen. Op de plankaart zijn deze gronden bestemd als "Groen", "Wonen zonder bouwvlak", "Tuin" en "Water".
2.6.3. De voorzitter stelt vast dat in het plan ter plaatse van de groenstrook uit de structuurvisie niet is voorzien in woningbouw doch evenmin in uitsluitend een groenbestemming. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat voor zover al sprake zou zijn van afwijking van de structuurvisie, deze afwijking gerechtvaardigd is omdat gestreefd wordt naar verdere intensivering en optimalisering van de bestaande pijplijnplannen waaronder Varkenswei. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat de afwijking slechts minimaal is en dat de gekozen inrichting is ingegeven door de wens om dit deel van het plangebied een stedenbouwkundige eenheid te laten vormen met de rest van het plangebied. Gelet op het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat de afwijking van de structuurvisie in zoverre voldoende is gemotiveerd door de raad.
Voor zover [verzoekers] en anderen stellen dat sprake is van strijd met de structuurvisie, omdat de woningen ten zuiden van de Buitenlandpoort geen onderdeel uitmaken van het pijplijnplan Varkenswei, wordt overwogen dat de bedoelde gronden niet zijn opgenomen op het kaartje op pagina 62 van de structuurvisie. Echter, in de structuurvisie staat dat nieuwe locaties moeten worden toegevoegd om aan de benodigde 600 woningen te komen. In de structuurvisie wordt aangegeven dat de bestaande inbreidingslocatie Varkenswei zal worden geoptimaliseerd, terwijl deze locatie tot nu toe alleen werd meegenomen als pijplijnlocatie. De voorzitter ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de structuurvisie in zoverre aan de woningbouw ten zuiden van de Buitenlandpoort in de weg staat.
2.7. [verzoekers] en anderen stellen dat de omliggende wegen niet toereikend zijn voor de verkeersafwikkeling van de nieuwe woningen. Volgens hen is er sprake van een verschuiving van de verkeersproblemen naar de bestaande wijk.
2.7.1. In de plantoelichting staat dat in het kader van de herinrichting van het gebied Varkenswei onderzoek is verricht naar de verkeerseffecten op de omgeving. De resultaten hiervan zijn neergelegd in het rapport "Verkeersadvies Varkenswei" van april 2009 van DTV Consultants B.V. (hierna: het rapport). Op de Buitenlandpoort wordt volgens het rapport een toename verwacht van 30 motorvoertuigen per etmaal in beide richtingen. Geconcludeerd wordt dat de toename van het aantal motorvoertuigen als gevolg van de ontwikkeling dusdanig laag is dat op de omliggende wegen geen doorstromingsproblemen te verwachten zijn. Wat de verkeersveiligheid betreft heeft deze toename van verkeer nauwelijks effect, aldus het rapport.
2.7.2. Nu in het rapport staat dat geen doorstromingsproblemen en verkeersonveilige situaties te verwachten zijn, kunnen [verzoekers] en anderen niet gevolgd worden in hun stelling dat sprake is van verschuiving van de verkeersproblemen. Voor zover [verzoekers] en anderen onder verwijzing naar andere rapporten ter zitting hebben betoogd dat de in het rapport gehanteerde verkeersintensiteiten onjuist zijn, overweegt de voorzitter dat de raad deze door [verzoekers] en anderen genoemde rapporten niet ten grondslag heeft gelegd aan het plan. De vraag in hoeverre de verkeersintensiteiten juist zijn, vergt een nadere beoordeling waarvoor de onderhavige procedure zich niet leent. De voorzitter ziet evenwel thans geen grond voor het oordeel dat de raad zich wat betreft de verkeersintensiteiten op onjuiste gegevens heeft gebaseerd en niet heeft kunnen uitgaan van de conclusie uit het rapport van april 2009. De raad heeft zich naar het voorlopig oordeel van de voorzitter in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de bestaande infrastructuur toereikend is voor de toename van de verkeersbewegingen als gevolg van de voorziene woningbouw.
2.8. [verzoekers] en anderen richten zich voorts tegen de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - calamiteiten ontsluiting'. Zij stellen dat het plan ten onrechte de mogelijkheid biedt om ter plaatse van de aanduiding een volwaardige verkeersontsluiting te realiseren, terwijl uitsluitend een calamiteiten ontsluiting zou worden toegestaan.
2.8.1. Op de plankaart is binnen het plandeel met de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" ter plaatse van de aansluiting op de Buitenlandpoort de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - calamiteiten ontsluiting' opgenomen.
Ingevolge artikel 6, eerste lid, aanhef en onder a en g, van de planregels, voor zover hier van belang, zijn de voor "Verkeer - Verblijfsgebied" aangewezen gronden bestemd voor wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - calamiteiten ontsluiting' een calamiteitenontsluiting voor hulpdiensten is toegestaan.
2.8.2. De voorzitter acht de vrees van [verzoekers] en anderen dat ter plaatse van de aanduiding een volwaardige ontsluitingsweg zal worden gerealiseerd ongegrond. Daartoe wordt overwogen dat indien voormelde planregel al zo uitgelegd dient te worden dat ook een reguliere ontsluiting mogelijk is ter plaatse van de aanduiding, uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat het de bedoeling van de raad is uitsluitend een calamiteitenontsluiting mogelijk te maken en dat de raad heeft toegezegd dat ten behoeve van de calamiteitenontsluiting een paaltje zal worden geplaatst.
2.9. Volgens [verzoekers] en anderen voorziet het plan ten onrechte niet in de mogelijkheid om bij de woning Buitenlandpoort 36 een achtertoegang te realiseren. Zij stellen dat aan de door [belanghebbende] gedane toezegging dat de achtertoegang mogelijk wordt gemaakt geen betekenis meer toekomt, omdat daarbij het voorbehoud was gemaakt dat op 1 december 2009 sprake diende te zijn van een onherroepelijk bestemmingsplan.
2.9.1. [belanghebbende] heeft in een bericht van 25 november 2009 aan twee bewoners van de Buitenlandpoort meegedeeld dat de achtertoegang aan de Buitenlandpoort […] mogelijk wordt gemaakt. Ter zitting is door de raad onweersproken gesteld dat de toezegging niet gebonden was aan een einddatum, maar nog steeds van kracht is.
2.10. [verzoekers] en anderen kunnen zich niet verenigen met de maximaal toegestane goot- en bouwhoogte van de woningen. Zij voeren daartoe aan dat een goothoogte van 6 meter in strijd is met het Beeldkwaliteitsplan en dat zonder motivering de bouwhoogte van de patiowoningen is verhoogd. Volgens hen is het meest massale cluster ten onrechte achter de woningen aan de Buitenlandpoort gesitueerd.
2.10.1. Het plan voorziet in geschakelde en vrijstaande woningen en in patiowoningen. De maximale goot- en bouwhoogte voor de geschakelde en vrijstaande woningen bedraagt respectievelijk 6 meter en 10 meter. Voor de patiowoningen geldt een maximale bouwhoogte van 4,5 meter.
De bouwhoogte van de patiowoningen is verhoogd met 0,5 meter ten opzichte van het ontwerpplan. Deze verhoging heeft plaatsgevonden om enerzijds aan te sluiten bij de bestaande oude stadsmuur en anderzijds vanwege het verschil in hoogteligging van het maaiveld, zo stelt de raad. De verhoging van de bouwhoogte van de patiowoningen is daarmee, anders dan [verzoekers] en anderen betogen, door de raad gemotiveerd.
2.10.2. Aan de invulling van het plangebied ligt het Beeldkwaliteitsplan ten grondslag, waarin de geschakelde en vrijstaande woningen zijn ingedeeld in cluster I en de patiowoningen in cluster II. De voorzitter ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de maximale goot- en bouwhoogte van de geschakelde en vrijstaande woningen in strijd zijn met het Beeldkwaliteitsplan. Daarbij acht de voorzitter van belang dat in het Beeldkwaliteitsplan geen maximale goot- en bouwhoogte staan. In het Beeldkwaliteitsplan staat daarentegen wel het streven naar een gevarieerd beeld van woningen verwoord. De raad heeft gesteld dat deze variatie bereikt kan worden met een maximale goothoogte van 6 meter, omdat daarmee de kapvorm van de woningen meer gevarieerd vorm kan worden gegeven. Bij de keuze voor een bouwhoogte van 10 meter heeft de raad in aanmerking kunnen nemen dat een dergelijke bouwhoogte niet ongebruikelijk is in stedelijk gebied en dat met deze bouwhoogte is aangesloten bij de bouwhoogte van de woningen aan de Buitenlandpoort.
Ten aanzien van het betoog van [verzoekers] en anderen dat het meest massale cluster I ten onrechte achter hun woningen is gesitueerd, overweegt de voorzitter dat de enkele omstandigheid dat [verzoekers] en anderen de voorkeur hebben voor een invulling van het plangebied waarbij cluster II achter hun woningen is voorzien, niet maakt dat de raad het plan daarom niet mocht vaststellen. Volgens de raad kan met dit plan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat worden gegarandeerd. Hierbij is van belang dat de afstand tussen de hoofdbebouwing van de woningen van [verzoekers] en anderen en het bouwvlak van de geschakelde en vrijstaande woningen circa 20 meter bedraagt. Bij de afweging van de betrokken belangen heeft de raad in redelijkheid een zwaarder gewicht kunnen toekennen aan het Beeldkwaliteitsplan dan aan het belang van [verzoekers] en anderen bij minder massale bebouwing achter hun percelen.
2.11. Tot slot stellen [verzoekers] en anderen dat het plan slechts is ingegeven door scoringsdrang van het gemeentebestuur en dat uitsluitend rekening is gehouden met de belangen van de projectontwikkelaar, zodat volgens hen geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
2.11.1. De voorzitter ziet, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, geen aanknopingspunten om te oordelen dat de raad de in geding zijnde belangen op een onevenwichtige wijze heeft afgewogen.
2.12. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Boermans
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2010
429-586.