ECLI:NL:RVS:2010:BL9613

Raad van State

Datum uitspraak
31 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200909786/1/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd
  • H. Borstlap
  • G.N. Roes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor vuurwerkevenement en veiligheidsvoorschriften

In deze zaak gaat het om een besluit van het college van gedeputeerde staten van Drenthe, dat op 28 augustus 2009 toestemming verleende voor een vuurwerkevenement op 10 oktober 2009. De vergunning was verleend op basis van het Vuurwerkbesluit, specifiek artikel 3.3.2 en 3.3.4, die voorschriften en veiligheidsafstanden voor het gebruik van professioneel vuurwerk regelen. Het college had een veiligheidsafstand van 120 meter tussen de vuurwerkinstallaties en het publiek voorgeschreven, wat door de appellante als onnodig groot werd bestempeld. De appellante voerde aan dat eerdere vergunningen met kortere afstanden waren verleend en dat de huidige voorschriften overbodig waren.

Het college verdedigde zijn besluit door te verwijzen naar de aanbevelingen van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, die sinds 1 juni 2009 als beleid werden toegepast. De minister had in een brief van 13 mei 2002 richtlijnen gegeven die waren gebaseerd op een TNO-rapport over de effectafstanden van professioneel vuurwerk. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 16 maart 2010 behandeld, waarbij zowel de appellante als het college vertegenwoordigd waren.

De Afdeling oordeelde dat het college zich in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen dat de veiligheidsafstand en de aan de vergunning verbonden voorschriften gerechtvaardigd waren. Er waren geen bijzondere omstandigheden die het college noopten om van het beleid af te wijken. De appellante kon voldoen aan de voorgeschreven veiligheidsafstand en de overige voorschriften. Uiteindelijk werd het beroep van de appellante ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin op 31 maart 2010.

Uitspraak

200909786/1/M2.
Datum uitspraak: 31 maart 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [plaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Drenthe,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 augustus 2009 heeft het college van gedeputeerde staten van Drenthe (hierna: het college) aan [appellante] krachtens artikel 3.3.4 van het Vuurwerkbesluit toestemming als bedoeld in artikel 3.3.2 van het Vuurwerkbesluit verleend ten behoeve van een vuurwerkevenement op 10 oktober 2009 in een weiland, gelegen aan de Sluiskade te Tweede Exloërmond, gemeente Borger-Odoorn.
Bij besluit van 26 november 2009 heeft het college het door [appellante] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 december 2009, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 maart 2010, waar [appellante], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. R.P.H.J. Vervoort, werkzaam bij de provincie, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [appellante] voert aan dat de in voorschrift 5.1 van de vergunning voorgeschreven veiligheidsafstand van 120 meter tussen zogenoemde flowerbeds en het publiek onnodig groot is. Zij acht verder het aantal aan de vergunning verbonden voorschriften onnodig groot. [appellante] voert in dit verband aan dat het college jarenlang kortere veiligheidsafstanden voor flowerbeds heeft toegepast en bij eerdere vergunningen heeft volstaan met het stellen van slechts enkele voorschriften. De praktijk van de afgelopen jaren toont volgens [appellante] aan dat een grotere veiligheidsafstand en meer voorschriften niet nodig zijn.
2.1.1. Het college stelt sinds 1 juni 2009 de in de brief van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 13 mei 2002 opgenomen aanbevelingen als beleid te zijn gaan toepassen. Volgens het college is [appellante] hiervan meerdere malen per brief op de hoogte gesteld.
2.1.2. In artikel 3.3.2 van het Vuurwerkbesluit is, voor zover thans van belang, bepaald dat het verboden is zonder een daartoe verleende vergunning professioneel vuurwerk tot ontbranding te brengen, ten behoeve daarvan op te bouwen, te installeren, te bewerken, dan wel na ontbranding te verwijderen. Aan de vergunning moet onder meer het voorschrift worden verbonden dat voorafgaand aan het tot ontbranding brengen van professioneel vuurwerk door de aanvrager toestemming is verkregen van gedeputeerde staten van de provincie waarin het vuurwerk tot ontbranding zal worden gebracht.
Ingevolge artikel 3.3.4, tweede lid, kunnen aan de toestemming voorschriften worden verbonden in het belang van de bescherming van mens en milieu.
2.1.3. De in het bestreden besluit opgenomen veiligheidsafstand en het opgelegde voorschriftenpakket zijn gebaseerd op door de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer bij brief van 13 mei 2002 ter zake gedane aanbevelingen. Uit de stukken blijkt dat deze aanbevelingen zijn gebaseerd op het TNO-rapport Effectafstanden voor het bezigen van professioneel vuurwerk. Hetgeen [appellante] ter zitting over dit rapport heeft aangevoerd doet er niet aan af dat het college zich bij de beoordeling van het bestreden besluit op de aanbevelingen uit de brief van 13 mei 2002 heeft kunnen baseren.
Het college heeft [appellante] ervan op de hoogte gesteld dat aanvragen voortaan op basis van de aanbevelingen uit de brief van 13 mei 2002 zouden worden beoordeeld.
Niet gebleken is van bijzondere omstandigheden die het college op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht noopten van dit beleid af te wijken, te meer nu gebleken is dat het voor [appellante] mogelijk is om bij het vuurwerkevenement waarvoor de vergunning is verleend te voldoen aan de voorgeschreven veiligheidsafstand van 120 meter, alsmede aan de overige aan de vergunning verbonden voorschriften.
Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de onderhavige voorschriften aan het bestreden besluit konden worden verbonden.
2.2. Het beroep is ongegrond.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, voorzitter, en drs. H. Borstlap en mr. G.N. Roes, leden, in tegenwoordigheid van drs. G.K. Klap, ambtenaar van Staat.
w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd w.g. Klap
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 maart 2010
315.