200907844/1/H1.
Datum uitspraak: 31 maart 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats], gemeente Loenen,
2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats], gemeente Loenen,
3. [appellant sub 3], wonend te [woonplaats],
4. [appellant sub 4], wonend te [woonplaats], gemeente Loenen,
5. [appellant sub 5], wonend te [woonplaats],
6. [appellant sub 6], wonend te [woonplaats], gemeente Loenen,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 21 augustus 2009 in
zaak nr. 08/1983 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Loenen.
Bij besluit van 26 februari 2008 heeft het college van burgemeester`en wethouders van Loenen (hierna: het college) aan Kennemerland Beheer B.V. (hierna: Kennemerland) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van 52 woningen, bijgebouwen, studio's en tuinmuren gelegen in de nieuwbouwwijk Cronenburgh te Loenen aan de Vecht.
Bij uitspraak van 21 augustus 2009, verzonden op 2 september 2009,
heeft de rechtbank Utrecht het door [appellant sub 1] en anderen (hierna:
[appellant sub 1] e.a.) daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant sub 1] e.a. bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 oktober 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 10 november 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het college heeft een nader stuk ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 maart 2010,
waar [appellant sub 6], in persoon, en [appellant sub 4], in persoon
en tevens als gemachtigde van de overige appellanten, en het college, vertegenwoordigd door S. Scheijven, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Kennemerland, vertegenwoordigd door G.H.M.M. Kwint, als belanghebbende gehoord.
2.1. [appellant sub 1] e.a. betogen dat de rechtbank hen ten onrechte niet als belanghebbenden bij het besluit tot vrijstelling heeft aangemerkt. Zij voeren aan dat namens de gemeente met hen afspraken zijn gemaakt en aan hen toezeggingen zijn gedaan dat zij voor woonruimte in het plan Cronenburgh in aanmerking komen.
2.2. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
De wetgever heeft deze eis gesteld teneinde te voorkomen dat een ieder, in welke hoedanigheid ook, of een persoon met slechts een verwijderd of indirect belang als belanghebbende zou moeten worden beschouwd en beroep zou kunnen instellen. Wil een natuurlijk persoon als belanghebbende in de zin van de Awb kunnen worden aangemerkt, dan dient hij een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
2.3. [appellant sub 1] e.a. hebben geen feiten of omstandigheden aangevoerd in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat zij een belang hebben dat hen onderscheidt van andere inwoners uit de regio dat rechtstreeks door het besluit van 26 februari 2008 zou worden geraakt.
2.4. Ter zitting hebben [appellant sub 1] e.a. verklaard dat zij niet opkomen tegen het oordeel van de rechtbank dat zij op dusdanig grote afstand, 540 meter en meer, van het plangebied Cronenburgh wonen en daarop geen zicht hebben, dat zij door (de gevolgen van) het besluit van 26 februari 2008 rechtstreeks in hun belangen worden geschaad.
2.5. Het door [appellant sub 1] e.a. gestelde belang als gevolg van toezeggingen door en afspraken met de gemeente is te ver verwijderd om als rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang te kunnen gelden, ook al betreffen die toezeggingen, naar [appellant sub 1] e.a. stellen, het gebied waarop de vrijstelling betrekking heeft.
2.6. De aangevoerde gronden falen. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. Boot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 maart 2010