ECLI:NL:RVS:2010:BL9619

Raad van State

Datum uitspraak
31 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200908206/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. Konijnenbelt
  • G.A.A.M. Boot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van de rechtbank Amsterdam inzake bouwvergunning en dwangsom

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 7 oktober 2009, waarin het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk werd verklaard. De zaak betreft een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Aalsmeer, dat op 19 februari 2008 aan [appellant] een dwangsom oplegde om te voldoen aan de voorwaarden van een eerder verleende bouwvergunning van 2 november 2004. Het college had [appellant] gelast het oude woonhuis op [locatie] te slopen. Na het ongegrond verklaren van het bezwaar door het college op 12 augustus 2008, heeft [appellant] beroep ingesteld bij de rechtbank, die dit beroep niet-ontvankelijk verklaarde omdat het beroepschrift meer dan negen maanden na het verstrijken van de beroepstermijn was ingediend.

Tijdens de zitting op 16 maart 2010 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de zaak behandeld. [Appellant] was vertegenwoordigd door zijn echtgenote en mr. R. Moszkowicz, terwijl het college werd vertegenwoordigd door drs. H.P. van de Ven, F.G.J. van Tilburg en S. van Bommel. De rechtbank had geoordeeld dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, en dit oordeel werd door de Raad van State bevestigd. De gestelde omstandigheden door [appellant] werden niet als bijzonder genoeg beschouwd om de termijnoverschrijding te rechtvaardigen.

De Raad van State oordeelde dat de rechtbank terecht het beroep niet-ontvankelijk had verklaard en bevestigde de aangevallen uitspraak. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin op 31 maart 2010.

Uitspraak

200908206/1/H1.
Datum uitspraak: 31 maart 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 7 oktober 2009
in zaak nr. 09/2704 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Aalsmeer.
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 februari 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Aalsmeer (hierna: het college) [appellant] onder oplegging van een dwangsom gelast aan de voorwaarden van de op 2 november 2004 verleende bouwvergunning te voldoen door alsnog het oude woonhuis, [locatie], te slopen.
Bij besluit van 12 augustus 2008 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 oktober 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 oktober 2009, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 maart 2010, waar [appellant], vertegenwoordigd door [echtgenote], en mr. R. Moszkowicz, gemachtigde, en het college, vertegenwoordigd door drs. H.P. van de Ven, F.G.J. van Tilburg en S. van Bommel, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Niet in geschil is dat het beroepschrift van [appellant] ruim negen maanden na het einde van de beroepstermijn is ingediend.
2.2. Anders dan [appellant] betoogt, is de rechtbank op goede gronden tot het juiste oordeel gekomen dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is te achten.
De gestelde omstandigheid dat [appellant] er op mocht vertrouwen dat hem de benodigde vergunning voor de berging binnen de verlengde begunstigingstermijn van zes maanden zou worden verleend, kan niet worden aangemerkt als een bijzondere omstandigheid die meebrengt dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat [appellant] in verzuim is geweest.
Wat [appellant] verder heeft aangevoerd biedt geen aanknopingspunten voor een ander oordeel dan dat van de rechtbank.
2.3. De rechtbank heeft het beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A.A.M. Boot, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. Boot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 maart 2010
202.