200903226/1/R3.
Datum uitspraak: 31 maart 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
de raad van de gemeente Veldhoven,
verweerder.
Bij besluit van 17 februari 2009, nr. 09.005, heeft de raad het bestemmingsplan "De Run 2164, Bouw Educatie Groep" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 6 mei 2009, beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 maart 2010, waar de raad, vertegenwoordigd door R. Smits, werkzaam bij de gemeente, is verschenen.
2.1. Het plan voorziet in de verplaatsing van het technologiecentrum voor Bouw en Infra (hierna: het technologiecentrum) van de Bouw Educatie Groep (hierna: BEG) van het perceel De Run 6630 naar het perceel De Run 2164, dat is gelegen langs de [weg] in Veldhoven.
2.2. [appellant], wiens woning is gelegen aan de overzijde van de [locatie 1] stelt dat het plan zal leiden tot een aantasting van zijn privacy, uitzicht en zonlichtinval. Hij voert daartoe aan dat het plan een gebouw mogelijk maakt met een hoogte van 27 m, welke met gebruikmaking van een in artikel 3.5.1. van de planregels neergelegde wijzigingsbevoegdheid kan worden verhoogd met nog 13 m.
[appellant] stelt dat het plan extra verkeersbewegingen met zich zal brengen, hetgeen volgens hem zal leiden tot geluid-, geur- en stofhinder van af- en aanrijdende en parkerende auto's. Voorts vreest hij voor geluidoverlast die volgens hem zal ontstaan doordat geluid zal weerkaatsen tegen de gebouwen die op grond van het plan kunnen worden gebouwd.
Tot slot stelt [appellant] dat van het plan een dermate waardeverminderend effect uitgaat op omringende onroerende zaken dat als gevolg van te verwachten planschadeclaims betwijfeld moet worden of het plan financieel haalbaar zal zijn.
2.2.1. De raad stelt dat de woning van [appellant] weliswaar de enige woning is aan de [locatie 2] waarvan de voorzijde is gericht op de [locatie 1], zodat de gevolgen voor deze woning het meest merkbaar zijn, maar dat er geen onaanvaardbare situatie zal ontstaan, nu de afstand tussen de woning en het technologiecentrum ongeveer 80 m zal bedragen. Op een dergelijke afstand is directe inkijk in de woning van [appellant] volgens de raad vrijwel onmogelijk en zal de schaduwwerking beperkt zijn. De toename van verkeer zorgt volgens de raad, uitgaande van een worst-casescenario, voor een marginale verhoging van de geluidbelasting op de woning van [appellant]. De raad stelt voorts dat de bijdrage van het technologiecentrum aan het verkeer over de gehele dag verspreid is, doordat de bezoekers van het technologiecentrum vanwege de lesroosters en cursustijden gedurende de gehele dag komen en gaan. Tot slot stelt de raad dat uit alle verrichte studies en onderzoeken blijkt dat in alle gevallen wordt voldaan aan de wettelijke eisen.
2.2.2. De woning van [appellant] is gelegen in een stedelijke omgeving en in de nabijheid van een groot aantal bedrijfsgebouwen. Uit de plankaart kan worden afgeleid dat het perceel van [appellant] op ongeveer 80 m en zijn woning op ongeveer 90 m is gelegen van dat deel van het bouwvlak waar een maximale bouwhoogte van 27 m geldt en een bouwhoogte van maximaal 40 m kan worden toegestaan met gebruikmaking van de in artikel 3.5.1 van de planregels opgenomen wijzigingsbevoegdheid. Het desbetreffende deel van het bouwvlak heeft een afmeting van ongeveer 35 bij 45 m en beslaat daarmee een beperkt deel van het totale bouwvlak. Tussen de woning en het bouwvlak bevinden zich het buitenterrein van een bouwmarkt, de drie rijbanen van de [locatie 1] en een groenstrook. Gezien de hiervoor beschreven ligging van de woning van [appellant] ten opzichte van dat deel van het bouwvlak waar een bouwhoogte van maximaal 27 m is toegestaan heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de voorgenomen bebouwing niet een zodanig ernstige aantasting van de privacy, het uitzicht en de zonlichtinval ter plaatse van de woning van [appellant] ten gevolge zal hebben dat daaraan doorslaggevende betekenis moet worden toegekend. Met betrekking tot de zonlichtinval is van belang dat de raad ter zitting schaduwdiagrammen heeft getoond waaruit kan worden afgeleid dat de woning van [appellant] niet in de schaduw van het technologiecentrum zal zijn gelegen.
2.2.3. Uit de stukken blijkt dat de [locatie 1] een zeer druk bereden weg is. Ter zitting heeft de raad toegelicht dat de verplaatsing van het technologiecentrum naar het plangebied slechts tot een beperkte toename zal leiden van het verkeer dat over die weg de woning van [appellant] passeert, nu een groot deel van het verkeer van en naar de huidige locatie van het technologiecentrum die woning ook reeds over de [locatie 1] passeert.
Uit het bestreden besluit blijkt dat als gevolg van het technologiecentrum er ten hoogste een toename zal zijn van 900 lichte en 8 zware voertuigen per dag op het kruispunt van de [weg] met de Run 4000. Vanwege de lesroosters en cursustijden zullen de bezoekers het technologiecentrum evenwel verspreid over de dag bezoeken.
Gezien het vorenstaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de toename van geluidbelasting op de woning van [appellant] vanwege het verkeer op de [locatie 1] beperkt zal zijn en dat evenmin een ernstige toename van geur- en stofhinder als gevolg van deze verkeerstoename is te verwachten. Met betrekking tot de vrees van [appellant] voor reflectie van geluid door de gevels van de voorgenomen bebouwing overweegt de Afdeling dat het gezien de afstand van de woning van [appellant] tot deze bebouwing niet aannemelijk is dat reflectie een verhoging van de geluidbelasting op die woning teweeg zal brengen.
Uit de toelichting bij het plan blijkt dat het plangebied voor verkeer alleen toegankelijk zal zijn via de zuidzijde. Het gebouw van het technologiecentrum zal deze zuidelijke toegang tot het plangebied afschermen van de woning van [appellant]. Parkeren zal volgens de toelichting bij het plan plaatsvinden in een half verdiept liggende garage onder de praktijkhallen van het technologiecentrum. Daarmee zal worden voldaan aan de parkeerbehoefte van het technologiecentrum. Gelet hierop heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat zich bij de woning van [appellant] geen ernstige overlast zal voordoen als gevolg van de door het technologiecentrum te genereren parkeerbewegingen.
2.2.4. [appellant] heeft naar het oordeel van de Afdeling niet aannemelijk gemaakt dat de realisering van het technologiecentrum een zodanige waardedaling van woningen in de omgeving ten gevolge zal hebben dat de financiële haalbaarheid van het plan onder druk komt te staan door de hoogte van in te dienen planschadeclaims.
2.3. De conclusie is dat hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep van [appellant] is ongegrond.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, voorzitter, en mr. G.N. Roes en mr. N.S.J. Koeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Lap
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 maart 2010