In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 31 maart 2010 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 7 mei 2009. De zaak betreft een besluit van 22 mei 2008, waarbij het college van burgemeester en wethouders Oost Gelre vrijstelling heeft verleend voor het exploiteren van een horecagelegenheid in een bestaande kampeerboerderij aan de [locatie] te [plaats]. De rechtbank had het beroep van [appellant] tegen dit besluit ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 23 maart 2010 is het college vertegenwoordigd door drs. ing. H. Luesink en M.H.J. Reintjes verschenen, en is ook de vergunninghouder als partij gehoord. De Afdeling heeft de zaak gezamenlijk behandeld met een andere zaak (nr. 200901550/1/R2). De vrijstelling is gebaseerd op het bestemmingsplan "Buitengebied 1998, herziening 33, [bedrijf]", dat door de raad van de gemeente Oost Gelre is vastgesteld en goedgekeurd door de gedeputeerde staten van Gelderland.
De Afdeling overweegt dat het bestemmingsplan het juridisch-planologische kader biedt voor de ontwikkeling van het perceel en dat het gebruik van de kampeerboerderij als horecagelegenheid inmiddels is toegestaan zonder dat daarvoor een planologische vrijstelling nodig is. Aangezien er geen bijzondere omstandigheden zijn gebleken die een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak rechtvaardigen, concludeert de Afdeling dat het procesbelang bij de beoordeling van de aangevallen uitspraak en het besluit is vervallen. Het hoger beroep wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard.
De uitspraak is gedaan in naam der Koningin, waarbij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geen aanleiding ziet voor een proceskostenveroordeling.