200902257/1/R3.
Datum uitspraak: 31 maart 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de vereniging Vereniging Landschapsbehoud In Prinsenbeek, gevestigd te Prinsenbeek, gemeente Breda,
appellante,
de raad van de gemeente Breda,
verweerder.
Bij besluit van 6 januari 2009, no. 33463, heeft de raad van de gemeente Breda (hierna: de raad) het bestemmingsplan "Buitengebied Prinsenbeek [locatie]" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft de Vereniging Landschapsbehoud In Prinsenbeek (hierna: de Vereniging) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 april 2009, beroep ingesteld.
Daartoe verzocht heeft de Vereniging een nader stuk ingediend.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 februari 2010, waar de Vereniging, vertegenwoordigd door [voorzitter], [secretaris], [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door A.J.J. Neele, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid
2.1. De raad betwist dat de Vereniging kan worden aangemerkt als belanghebbende bij het bestreden besluit. Hieromtrent overweegt de Afdeling als volgt.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge het derde lid worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
Voor de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb, is bepalend of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt.
2.1.1. In artikel 3, eerste lid, van de statuten van de Vereniging is bepaald dat zij het behoud en herstel van landschappelijke waarden, natuurwaarden en het leefmilieu in het buitengebied van Prinsenbeek tot doel heeft.
Het tweede lid, van dit artikel bepaalt dat de Vereniging haar doel ondermeer tracht te bereiken door overheden te wijzen op het algemene belang in het genoemde gebied betreffende landschappelijke waarden, natuurwaarden en het leefmilieu. Volgens de statuten volgt de Vereniging hiertoe de voorgenomen wijzigingen en beleidsplannen ten aanzien van de regio, bestudeert zij deze en maakt zij haar zienswijzen bekend aan de initiatiefnemer teneinde de plannen ten gunste te beïnvloeden volgens haar doelstelling.
Voorts is uit de stukken en het verhandelde ter zitting gebleken dat de feitelijke werkzaamheden van de Vereniging onder meer bestaan uit het samenwerken met andere natuur- en milieugroepen, het op de politieke agenda zetten van het "Landschapsbeleidsplan Prinsenbeek" en het plaatsen van informatieve artikelen in de lokale krant.
2.1.2. Naar het oordeel van de Afdeling zijn de doelstellingen en de feitelijke werkzaamheden van de Vereniging voldoende onderscheidend om op grond daarvan te kunnen oordelen dat de Vereniging door het bestreden besluit rechtstreeks wordt getroffen in een belang dat zij in het bijzonder behartigt. De Vereniging is derhalve belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb.
2.2. Het plan betreft een herziening van het bestemmingsplan "Buitengebied Prinsenbeek". Het plan voorziet in de mogelijkheid om op het perceel [locatie] een woning met bijgebouw te bouwen ter vervanging van een agrarische bedrijfswoning elders op het perceel.
Ten aanzien van het beroep voor het overige
2.3. De Vereniging kan zich niet verenigen met de vaststelling van het plan. Daartoe voert de Vereniging aan dat het plan in strijd is met het bestemmingsplan "Buitengebied Prinsenbeek". Ter zitting heeft de Vereniging haar beroep toegespitst en gesteld dat de planregels van het onderhavige plan ten onrechte meer ruimte bieden voor de vestiging van glastuinbouwbedrijven dan het bestemmingsplan "Buitengebied Prinsenbeek". De Vereniging wijst in dit kader met name op de in artikel 3.4 van de planregels opgenomen wijzigingsbevoegdheid en stelt dat deze wijzigingsbevoegdheid het mogelijk maakt om een bouwvlak met de aanduiding "glastuinbouw" toe te voegen. Op grond van het bestemmingsplan "Buitengebied Prinsenbeek" was het toekennen van de aanduidingen "bouwvlak" en "glastuinbouw" door eenmalig toepassing te geven aan de in dat plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid niet mogelijk, aldus de Vereniging. De Vereniging acht de genoemde verruiming onwenselijk en vreest dat dit een precedent zal scheppen voor andere bestemmingsplannen die op grond van de Wet ruimtelijke ordening zullen worden vastgesteld.
2.3.1. De raad betoogt dat met dit plan aansluiting is gezocht bij het vorige bestemmingsplan "Buitengebied Prinsenbeek" en stelt dat het plan niet meer mogelijkheden biedt voor de vestiging van glastuinbouwbedrijven dan het vorige bestemmingsplan.
2.3.2. De gronden in het plangebied hebben gedeeltelijk de bestemming "Wonen" en gedeeltelijk de bestemming "Agrarisch".
Ingevolge artikel 3.2., aanhef en onder d, van de planregels is de nieuwbouw of renovatie van kassen slechts toegestaan binnen een bouwvlak voorzien van de aanduiding "glastuinbouw", tenzij het betreft de bouw of renovatie van permanente teeltondersteunende kassen in welk geval deze een maximale oppervlakte mogen hebben van 5000 m2.
Ingevolge artikel 3.4. van de planregels, voor zover van belang, zijn burgemeester en wethouders bevoegd het plan te wijzigen voor het toekennen van een aanduiding 'bouwvlak' voor het oprichten van een glastuinbouwbedrijf, met dien verstande dat het bouwperceel minimaal 1 hectare groot is, het bouwvlak dient ter vestiging van een volwaardig glastuinbouwbedrijf, bedrijfsvestiging ter plaatse noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering, het bouwvlak wordt afgestemd op de voorgestane bedrijfsvoering en niet groter wordt dan 4 hectare en vooraf advies wordt ingewonnen van de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen te Tilburg.
2.3.3. Volgens artikel 6, lid IV van de voorschriften van het voorheen geldende bestemmingsplan "Buitengebied Prinsenbeek" is het college van burgemeester en wethouders bevoegd de bestemming "Agrarisch gebied" te wijzigen in de bestemming "Agrarisch bouwvlak" met dien verstande dat, voor zover van belang,:
- het bouwperceel minimaal 1 hectare groot is;
- het bouwvlak dient ter vestiging van een volwaardig agrarisch bedrijf;
- bedrijfsvestiging ter plaatse noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering met betrekking tot de exploitatie van de bij het bedrijf behorende gronden;
- het bouwvlak wordt afgestemd op de voorgestane bedrijfsvoering en niet groter wordt dan 1,5 hectare danwel ten behoeve van de vestiging van een glastuinbouwbedrijf in welk geval de grootte van een bouwvlak niet groter mag zijn dan vier hectare.
Ingevolge artikel 7, lid IV, onder 2, van de voorschriften van het voorheen geldende plan kan de aanduiding "glastuinbouw" worden toegevoegd bij omschakeling van een bestaand agrarisch bedrijf naar een glastuinbouwbedrijf met uitzondering van de gebieden met de aanduiding "kernrandzone" en/of "binnen de stadsregio".
De Afdeling stelt vast dat artikel 3.4 van de planregels de strekking heeft dat door toepassing te geven aan genoemde wijzigingsbevoegdheid de vestiging van een glastuinbouwbedrijf ter plaatse wordt mogelijk gemaakt en derhalve zowel de aanduiding "bouwvlak" als de aanduiding "glastuinbouw" kan worden toegevoegd, ofschoon in de letterlijke redactie van deze bevoegdheid de mogelijkheid een aanduiding "glastuinbouw" als bedoeld in artikel 3.2. onder d, toe te voegen, ontbreekt.
Gezien het vorenstaande overweegt de Afdeling dat de voorwaarden in het voorliggende plan geen relevante verschillen laten zien met die in het plan "Buitengebied Prinsenbeek"voor zover het gaat om de mogelijkheid het plan te wijzigen ten behoeve van de toevoeging van een bouwvlak voor de vestiging van een glastuinbouwbedrijf. Daarbij neemt zij in aanmerking dat een redelijke uitleg van de voorschriften van het bestemmingsplan "Buitengebied Prinsenbeek" inhoudt dat in één wijzigingsplan toepassing kan worden gegeven aan beide genoemde wijzigingsbevoegdheden.
Voor zover het onderhavige plan anderszins ruimere planregels voor de vestiging van een glastuinbouwbedrijf bevat dan het bestemmingsplan "Buitengebied Prinsenbeek", heeft de Vereniging niet aannemelijk gemaakt dat de raad het plan niet op deze wijze heeft kunnen vaststellen. De Afdeling neemt hierbij in aanmerking dat aan een geldend bestemmingsplan geen blijvende rechten kunnen worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en voorschriften voor gronden vaststellen.
Het betoog van de Vereniging faalt derhalve.
2.4. De conclusie is dat hetgeen de Vereniging heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen de Vereniging overigens nog heeft aangevoerd wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.F.W. Tuit, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Tuit
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 maart 2010