ECLI:NL:RVS:2010:BL9666

Raad van State

Datum uitspraak
22 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201000662/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.C.K.W. Bartel
  • E.M. Ouwehand
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake handhaving van dijkwerkzaamheden door de Vogelbescherming

In deze zaak heeft de Vereniging Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Vogels (hierna: de Vogelbescherming) een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen tegen het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zeeland van 12 januari 2010. Dit besluit weigerde handhavend op te treden tegen werkzaamheden aan het dijktraject Nijs-/Hoogland-/Ser Arends-/Schor van Molenpolder (Kop van Ossenisse). De Vogelbescherming verzocht om schorsing van dit besluit, omdat het college niet had voldaan aan de vergunningsvoorwaarden die waren verbonden aan een eerder verleende vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998.

De zitting vond plaats op 22 maart 2010, waar verschillende partijen aanwezig waren, waaronder vertegenwoordigers van de Vogelbescherming, het college van gedeputeerde staten van Zeeland, de dorpsraad Ossenisse - Zeedorp, en het dagelijks bestuur van het waterschap Zeeuws-Vlaanderen. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, dr. J.C.K.W. Bartel, leidde de zitting. Tijdens de zitting werd het belang van handhaving van de vergunningsvoorwaarden besproken, evenals de maatschappelijke onrust die was ontstaan na het plaatsen van hekwerken in het gebied.

De voorzitter oordeelde dat er voldoende redenen waren om het primaire besluit te schorsen, gezien het algemeen belang van handhaving en de noodzaak om de dijkvakken af te sluiten om de rustplaats voor vogels te waarborgen. De voorzitter droeg het college op om uiterlijk op 26 maart 2010 de dijkvakken daadwerkelijk af te sluiten en bepaalde dat het college de Vogelbescherming het griffierecht moest vergoeden. De voorzitter concludeerde dat er geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking kwamen.

Uitspraak

201000662/2/R2
Datum uitspraak: 22 maart 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
De Vereniging Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Vogels, gevestigd te Zeist,
verzoekster,
en
het college van gedeputeerde staten van Zeeland,
verweerder.
Procesverloop
Openbare zitting gehouden op 22 maart 2010 om 14:00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad dr. J.C.K.W. Bartel voorzitter (vz.)
Ambtenaar van Staat: mr. E.M. Ouwehand
Verzoek
De Vereniging Nederlandse Vereniging tot bescherming van Vogels (hierna: de Vogelbescherming) heeft verzocht hangende bezwaar het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zeeland (hierna: het college) van 12 januari 2010 (hierna: het primaire besluit) waarbij afwijzend is beslist op het verzoek van de Vogelbescherming om handhavend op te treden betreffende het uitvoeren van werkzaamheden aan het dijktraject Nijs-/Hoogland-/Ser Arends-/Schor van Molenpolder (Kop van Ossenisse) (kenmerk 10000737/119/5), te schorsen.
Tevens heeft de Vogelbescherming verzocht het college op te dragen de delen van de dijk waar de onderhoudsstrook niet toegankelijk is aan het begin en het einde af te sluiten met een degelijk, overdwars over de glooiing geplaatst en tot in de kreukelberm doortrokken hekwerk in verband met het niet naleven van vergunningsvoorwaarde 4 die is verbonden aan een bij besluit van 17 maart 2009 aan het dagelijks bestuur van het Waterschap Zeeuws-Vlaanderen (hierna: het dagelijks bestuur) verleende vergunning op grond van artikel 19d, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 ten behoeve van het uitvoeren van werkzaamheden aan het evenvermelde dijktraject. In de vergunningsvoorwaarden, voor zover van belang, is bepaald dat de onderhoudsstrook van het betreffende dijktraject tussen dp 298+12 en dp 307 en vanaf dp 325 tot dp 329+63 als niet-toegankelijk voor recreatief medegebruik wordt ingericht. In de voorwaarden is verder opgenomen dat de delen van de dijk waar de onderhoudstrook niet-toegankelijk is aan het begin en het einde met degelijk, overdwars over de glooiing geplaatst en tot in de kreukelberm doorgetrokken hekwerk worden afgesloten.
Onderzoek ter zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 maart 2010.
Aldaar zijn verschenen:
De Vogelbescherming, vertegenwoordigd door mr. K. Wheeler, werkzaam bij de Vogelbescherming, bijgestaan door [gemachtigde];
Het college, vertegenwoordigd door W. Beilo en B. Bouwman, werkzaam bij de provincie;
De dorpsraad Ossenisse - Zeedorp, vertegenwoordigd door mr. H. Nijholt;
Het college van burgemeester en wethouders van Hulst, vertegenwoordigd door drs. A. van Steveninck, werkzaam bij de gemeente;
Het dagelijks bestuur van het waterschap Zeeuws-Vlaanderen, vertegenwoordigd door P. Boussen, werkzaam bij het waterschap.
Beslissing
De voorzitter
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van 12 januari 2010;
II. draagt bij wijze van voorlopige voorziening het college op er op toe te zien dat uiterlijk ingaande 26 maart 2010, 17.00 uur, gedurende acht weken het dijkvak op de kop van Ossenisse op de locatie zoals ter zitting is besproken en aan alle partijen bekend is, daadwerkelijk wordt afgesloten;
III. gelast dat het college aan de Vogelbescherming het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 297,00 (zegge: tweehonderdzevenennegentig euro) vergoedt.
Overwegingen
I. De voorzitter overweegt het volgende ten aanzien van het verzoek om schorsing van het primaire besluit.
Vast staat dat de hekwerken als bedoeld in vergunningsvoorwaarde 4 van de aan het dagelijks bestuur verleende vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet van 17 maart 2009 zijn geplaatst en dat tot medio november 2009 sprake was van een afsluiting in de zin van de vorenvermelde voorwaarde.
Op 17 november 2009 zijn de hekwerken in opdracht van het dagelijks bestuur geopend en op 7 december 2009 zijn de hekken verwijderd.
Op 1 december 2009 heeft het college aan het dagelijks bestuur het verzoek gedaan de aangebrachte voorzieningen in de vorm van hekwerken en de aarden toplaag van de onderhoudsweg te verwijderen.
Vast staat tevens dat voor het verwijderen van de hekken geen vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 is verleend. In het primaire besluit wordt ook onderkend dat het college er mee bekend is dat op dit punt de vergunning van 17 maart 2009 niet meer wordt nageleefd.
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
Het college heeft, hoewel in het primaire besluit is opgenomen dat van een concreet zicht op legalisatie geen sprake is, van handhaving afgezien gelet op de maatschappelijke onrust die is ontstaan na het plaatsen van de hekken en omdat in het voortraject van vergunningverlening onvoldoende rekening zou zijn gehouden met recreatief medegebruik waartoe een nader onderzoek zal worden verricht. Ten slotte is nog opgemerkt dat verblijfsrecreatieve ontwikkelingen welke in de nabijheid van de dijk voorzien zijn nog in uitvoering zijn, dan wel eerst op termijn zullen worden gerealiseerd.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter kan in maatschappelijke onrust en het vooruitlopen op nog te verrichten onderzoeken geen reden gevonden worden voor de vergaande maatregelen als omschreven in de brief van 1 december 2009 van het college aan het dagelijks bestuur. De voorzitter verwacht dan ook dat het primaire besluit in bezwaar zal worden herroepen.
Onder deze omstandigheid is er reden voor schorsing van het primaire besluit.
II. De voorzitter overweegt het volgende ten aanzien van het verzoek om de hekken te doen terugplaatsen.
Ter zake van het afsluiten van de betrokken dijkvakken zijn partijen ter zitting nader met elkaar te rade gegaan. De voorzitter neemt de wederzijdse kanttekeningen die in dit beraad zijn gemaakt, mede in aanmerking. Op grond hiervan en van de afweging van alle betrokken belangen, waarbij in het bijzonder het belang van een zo ongestoord mogelijke rustplaats voor vogels gedurende de voorjaarstrek in aanmerking wordt genomen, is het naar het oordeel van de voorzitter gepast als ordemaatregel te bepalen, dat zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk op 26 maart 2010, 17.00 uur, gedurende acht weken het dijkvak op de kop van Ossenisse op de locatie zoals ter zitting is besproken en aan alle partijen bekend is, daadwerkelijk wordt afgesloten. Alle partijen hebben ter zitting verklaard met deze ordemaatregel in te kunnen stemmen.
III. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.
w.g. Bartel w.g. Ouwehand
Voorzitter ambtenaar van Staat