Uitspraak
200103396/1 en 200105173/1.
Raad van State
Op 30 maart 2010 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in een geschil tussen onder meer de verzoekers en het college van gedeputeerde staten van Utrecht. Het geschil betreft de goedkeuring van het bestemmingsplan 'Buitengebied Maartensdijk', dat door de raad van De Bilt was vastgesteld op 27 november 2008. De verzoekers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van het college van gedeputeerde staten van Utrecht van 7 juli 2009, waarin goedkeuring werd verleend aan het bestemmingsplan. Tevens hebben zij verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij vrezen voor onomkeerbare gevolgen van de goedkeuring van het bestemmingsplan.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 19 maart 2010, waar de verzoekers, bijgestaan door hun advocaat, en het college, vertegenwoordigd door een ambtenaar van de provincie, aanwezig waren. Ook de raad van De Bilt was vertegenwoordigd. De voorzitter heeft overwogen dat het verzoek om voorlopige voorziening zich richt tegen de aanpassing van de begripsbepaling 'agrarisch bedrijf' in het bestemmingsplan, die volgens de verzoekers niet heeft geleid tot een heroverweging van de bestemming van agrarische bedrijven op bepaalde gronden.
De voorzitter heeft vastgesteld dat de verzoekers geen beroep hebben ingesteld tegen de goedkeuring van het bestemmingsplan en dat de aanpassing van de begripsbepaling niet dwingt tot een herziening van de bestemming van alle agrarische bedrijven. De voorzitter heeft geconcludeerd dat de gewijzigde begripsbepaling als toetsingskader dient voor bouwaanvragen en dat het verzoek om voorlopige voorziening moet worden afgewezen. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.