ECLI:NL:RVS:2010:BM0186

Raad van State

Datum uitspraak
1 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200910112/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • K.M. Gerkema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Eendrachtskade ZZ 12 en de toegestane bouwhoogte

Op 1 april 2010 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Eendrachtskade ZZ 12" dat op 30 september 2009 door de gemeente Groningen was vastgesteld. De Bewonersorganisatie Zeeheldenbuurt, vertegenwoordigd door hun voorzitter en A. Grozema, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek behandeld op 16 maart 2010.

De Bewonersorganisatie verzet zich tegen de toegestane bouwhoogte van 23 meter aan de voorzijde van het perceel Eendrachtskade Zuidzijde 12, alsook tegen de mogelijkheid om deze hoogte met 10% te overschrijden voor technische ruimtes. De voorzitter overweegt dat de bouwhoogte in overeenstemming is met de ruimtelijke kwaliteit van de Zeeheldenbuurt en dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de bouwhoogte geen onaanvaardbare aantasting van de omgeving met zich meebrengt.

De voorzitter wijst erop dat de Eendrachtskade Zuidzijde een grens vormt van de woonwijk en dat de afstand tussen de bebouwing aan de Eendrachtskade Zuidzijde en de lagere bebouwing aan de Noordzijde voldoende is om de ruimtelijke kwaliteit te waarborgen. De voorzitter concludeert dat de raad niet onredelijk heeft gehandeld door de maximale bouwhoogte van 23+ meter vast te stellen, en dat het verzoek om een voorlopige voorziening moet worden afgewezen. De beslissing werd genomen zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200910112/2/R1.
Datum uitspraak: 1 april 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de Bewonersorganisatie Zeeheldenbuurt, gevestigd te Groningen, en anderen,
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Groningen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 30 september 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Eendrachtskade ZZ 12" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben de Bewonersorganisatie Zeeheldenbuurt en anderen (hierna in enkelvoud: de Bewonersorganisatie) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 december 2009, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, heeft de Bewonersorganisatie de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 16 maart 2010, waar de Bewonersorganisatie, vertegenwoordigd door [voorzitter] en A. Grozema, en de raad, vertegenwoordigd door ir. M.J. Borggreve en drs. G.C.H.J. van de Vorstenbosch, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
De raad heeft een nader stuk ingediend.
Buiten bezwaren van partijen zijn ter zitting nog stukken in het geding gebracht.
2. Overwegingen
2.1. De Bewonersorganisatie richt zich tegen de in het bestemmingsplan "Eendrachtskade ZZ 12" toegestane bouwhoogte van 23 meter aan de voorzijde van het perceel Eendrachtskade Zuidzijde 12 en tegen de mogelijkheid om deze bouwhoogte ten behoeve van technische ruimtes met 10 procent te overschrijden.
2.2. In het bestemmingsplan is aan het perceel Eendrachtskade Zuidzijde 12 de bestemming "Gemengd" toegekend.
Ingevolge artikel 4.1., aanhef en onder d, van de planregels zijn de voor "Gemengd" aangewezen gronden onder meer bestemd voor wonen. Ingevolge de verbeelding in samenhang bezien met artikel 4.2.2., onder c, van de planregels mag, voor zover van belang, de bebouwing aan de voorzijde van het perceel Eendrachtskade Zuidzijde 12 maximaal 23 meter bedragen en ingevolge artikel 4.2.2., onder e, is voor zover van belang, in afwijking van het bepaalde onder c, een overschrijding van de toegestane bouwhoogte ten behoeve van technische ruimtes toegestaan met maximaal 10% (hierna te noemen: een toegestane bouwhoogte van 23+ meter).
2.3. Voorop dient te worden gesteld dat uit de toelichting van het bestemmingsplan "Eendrachtskade ZZ 12" volgt dat voor dit plan eveneens de toelichting van het bestemmingsplan "Kostverloren, Zeeheldenbuurt en Badstratenbuurt" geldt, zodat het plan eveneens in overeenstemming met laatstgenoemde toelichting dient te zijn.
2.3.1. In hetgeen de Bewonersorganisatie heeft aangevoerd, ziet de voorzitter geen grond voor het oordeel dat de toegestane bouwhoogte van 23+ meter in strijd is met het centrale uitgangspunt van het bestemmingsplan "Kostverloren, Zeeheldenbuurt en Badstratenbuurt" om de ruimtelijke kwaliteit van de Zeeheldenbuurt te behouden en waar mogelijk te versterken. Hiertoe overweegt de voorzitter als volgt.
2.3.2. Voor zover de Bewonersorganisatie er in dit verband op wijst dat de toegestane bouwhoogte, mede gelet op het vloeiende profiel van de gevelwand, niet past bij de beeldbepalende gebouwen langs de Eendrachtskade Zuidzijde, overweegt de voorzitter als volgt. Uit de stukken en ter zitting is gebleken dat aan de Eendrachtskade Zuidzijde weliswaar drie beeldbepalende gebouwen staan - met bouwhoogtes van 7,6; 8,1; 10,5; 17,5 en 18 meter - maar dat deze gebouwen worden afgewisseld met niet-beeldbepalende bebouwing - met bouwhoogtes van 12; 13,6; 16,6; 18 en 50 meter. Gelet op deze hoogtes en nu de bouwhoogte fluctueert en niet geleidelijk aan oploopt, heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geen sprake meer is van een vloeiend profiel van de gevelwand en evenmin sprake is van een onaanvaardbare aantasting van de drie beeldbepalende gebouwen als gevolg van de toegestane bouwhoogte van 23+ meter. Hierbij heeft de raad, anders dan de Bewonersorganisatie stelt, terecht de hoogte van alle bebouwing aan de Eendrachtskade Zuidzijde betrokken. Immers, het feit dat het gebouw op het perceel Eendrachtskade Zuidzijde 2a met een hoogte van 50 meter is bedoeld als hoogteaccent en geen relatie zou hebben met de wijk nu het geen woonfunctie heeft, betekent niet dat de raad dit gebouw bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de toegestane hoogte buiten beschouwing diende te laten. Voorts geeft het rapport "Nieuwbouw Eendrachtskade" van IAA Architecten Stedenbouw en Landschap van mei 2007 geen grond voor een ander oordeel nu hierin weliswaar een voorkeur wordt uitgesproken voor lagere bebouwing, maar hierin geen oordeel wordt gegeven omtrent de aanvaardbaarheid van de toegestane bouwhoogte van 23+ meter.
2.3.3. Voor zover de Bewonersorganisatie er voorts op wijst dat het voornoemde centrale uitgangspunt eveneens wordt aangetast nu de woningen ten zuiden van het plangebied met maximaal 9 meter een aanzienlijk lagere bouwhoogte hebben dan de in het plan toegestane bouwhoogte, overweegt de voorzitter dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat in zoverre geen sprake is van de aantasting van de ruimtelijke kwaliteit nu de Eendrachtskade Zuidzijde de grens vormt van de woonwijk en van oudsher is gericht op het aangrenzende Eendrachtskanaal en dat het zich onderscheidt, ook wat betreft bouwmassa, van de achterliggende woonwijk.
2.3.4. Verder overweegt de voorzitter dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de ruimtelijke samenhang tussen de bebouwing aan de Eendrachtskade Zuidzijde en de lagere bebouwing aan de Eendrachtskade Noordzijde, gelet op de afstand van ongeveer 60 meter tussen de gevels van deze bebouwing niet met zich brengt dat een bouwhoogte van 23+ meter ter plaatse van de Eendrachtskade Zuidzijde leidt tot een aantasting van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving en in het bijzonder van de Eendrachtskade Noordzijde.
2.4. De voorzitter overweegt voorts dat gelet op het vorenstaande, in het standpunt van de Bewonersorganisatie dat de toegestane bouwhoogte in strijd is met de in de Welstandsnota gemeente Groningen 2008 opgenomen stedenbouwkundige criteria met betrekking tot de bouwmassa van nieuwe bebouwing in relatie tot de omgeving, evenmin grond wordt gevonden voor het oordeel dat de raad niet in redelijkheid een maximale bouwhoogte van 23+ meter heeft kunnen vaststellen.
2.5. In het standpunt van de Bewonersorganisatie dat de toegestane bouwhoogte van 23+ meter tot gevolg heeft dat het woonklimaat van de bewoners in de omgeving, in het bijzonder het uitzicht van de bewoners van de woningen aan het Abel Tasmanplein, wordt aangetast, ziet de voorzitter geen grond voor het oordeel dat de raad aan het algemeen belang bij het realiseren van kleine appartementen niet in redelijkheid een groter gewicht heeft kunnen toekennen dan aan het belang van de bewoners in de omgeving van het plangebied bij het behoud van hun huidige woonklimaat. Hierbij betrekt de voorzitter dat sprake is van een stedelijke omgeving, dat geen blijvend recht op uitzicht bestaat en dat de afstand tussen de woningen aan het Abel Tasmanplein en de gronden waarvoor een maximale bouwhoogte van 23+ meter geldt ten minste 33 meter bedraagt. Voorts betrekt de voorzitter hierbij dat de Bewonersorganisatie niet aannemelijk heeft gemaakt dat een gebouw met een bouwhoogte van 23+ meter vanwege de weerkaatsing van geluid, zal leiden tot geluidoverlast ter plaatse van de woningen aan het Abel Tasmanplein.
2.6. Gelet op het vorenstaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Gerkema, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Gerkema
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 april 2010
559.