200905506/1/H3.
Datum uitspraak: 7 april 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 16 juni 2009 in zaken nrs. 09/1387, 09/1388, 09/1389 en 09/2354 in het geding tussen:
de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van Naarden.
Bij besluit van 10 oktober 2007 heeft de burgemeester van Naarden aan [vergunninghouder], een exploitatievergunning en een terrasvergunning verleend ten behoeve van een restaurant, gevestigd aan de [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 22 oktober 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Naarden, voor zover thans van belang, voor het terras aan de voorzijde van het restaurant vrijstelling verleend van het bestemmingsplan "Naarden Vesting 1999" (hierna: het bestemmingsplan).
Bij besluit van 19 februari 2009 heeft de burgemeester het door [appellant] tegen het besluit van 10 oktober 2007 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij besluit van 20 mei 2009 heeft het college het door [appellant] tegen het besluit van 22 oktober 2008 gemaakte bezwaar gegrond verklaard en meegedeeld de voor het terras aan de voorzijde van het restaurant verleende vrijstelling van het bestemmingsplan te zullen intrekken.
Bij uitspraak van 16 juni 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam, voor zover thans van belang, het door [appellant] tegen het besluit van 19 februari 2009 ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de burgemeester een nieuw besluit op het door [appellant] tegen het besluit van 10 oktober 2007 gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Voorts heeft de voorzieningenrechter het door [appellant] tegen het besluit van 20 mei 2009 ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 juli 2009, hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 28 juli 2009 heeft de burgemeester, gevolg gevend aan de aangevallen uitspraak, opnieuw beslist op het door [appellant] gemaakte bezwaar.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 september 2009, heeft [appellant] hierop gereageerd.
De burgemeester en het college hebben tezamen een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 februari 2010, waar [appellant], in persoon, en de burgemeester en het college, beiden vertegenwoordigd door W. Kikkert en S. Saffrie, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. [appellant] betoogt dat de voorzieningenrechter ten onrechte niet heeft onderkend dat het gemeentelijk beleid de burgemeester expliciet verplicht bij het al of niet toestaan van terrassen een zelfstandige afweging te maken ten aanzien van de overlast voor de woonomgeving, hetgeen de burgemeester volgens [appellant] heeft nagelaten.
Voorts betoogt [appellant] dat de voorzieningenrechter ten onrechte zijn beroep tegen het verlenen van de binnenplanse vrijstelling, zoals vereist in het bestemmingsplan, voor het oprichten en in stand houden van een terras op de openbare weg, niet-ontvankelijk heeft verklaard, nu de binnenplanse vrijstelling niet is ingetrokken.
2.1.1. De Afdeling stelt vast dat de aangevallen uitspraak slechts ziet op de vrijstelling van het bestemmingsplan en de vergunningverlening voor het voorterras van het restaurant. De beroepsgronden in eerste aanleg richtten zich ook slechts daartegen. Dit brengt mee dat hetgeen [appellant] in hoger beroep ten aanzien van het achterterras heeft aangevoerd buiten beschouwing dient te blijven.
2.1.2. Bij besluit van 20 mei 2009 heeft het college de voor het terras aan de voorzijde van het restaurant verleende vrijstelling van het bestemmingsplan ingetrokken.
Bij besluit van 28 juli 2009 heeft de burgemeester de exploitatievergunning van 20 oktober 2007 gehandhaafd voor zover deze vergunning ziet op de exploitatie van het restaurant en het hierbij behorende terras aan de achterzijde. De burgemeester heeft in dat besluit voorts de aanvraag om een exploitatie- en terrasvergunning, voor zover deze vergunning ziet op de exploitatie van het terras op de openbare weg aan de voorzijde van het restaurant, afgewezen.
2.1.3. Gelet op hetgeen in rechtsoverweging 2.1.2 is overwogen heeft [appellant] bereikt wat hij met het instellen van het hoger beroep heeft beoogd, namelijk het niet vergunnen van de exploitatie van een terras aan de voorzijde van het restaurant. Dat het voorterras feitelijk nog in gebruik is, zoals [appellant] heeft betoogd, doet hieraan niet af omdat deze procedure geen betrekking heeft op het al dan niet handhavend optreden door de burgemeester en het college tegen een dergelijk gebruik.
[appellant] heeft ook overigens geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan desondanks moet worden geoordeeld dat bij de beoordeling van zijn hoger beroep nog belang bestaat, zodat dit niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De Afdeling overweegt dat in geval de burgemeester op een nieuwe aanvraag alsnog besluit een vergunning voor de exploitatie van een terras aan de voorzijde van het restaurant te verlenen, [appellant] daartegen desgewenst kan opkomen. In die procedure kan hij zijn bezwaren tegen de aantasting van het woon- en leefklimaat in volle omvang aan de orde stellen.
2.1.4. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
2.2. Aangezien bij het besluit van 28 juli 2009 geheel aan het hoger beroep is tegemoetgekomen, wordt dit niet op de voet van artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht, gelezen in samenhang met de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van die wet, geacht mede een beroep tegen het besluit van 28 juli 2009 in te houden, zodat de Afdeling niet aan een beoordeling van dat besluit toekomt.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. J.H. van Kreveld en mr. J.C. Kranenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom w.g. Van Hardeveld
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 7 april 2010