ECLI:NL:RVS:2010:BM1009

Raad van State

Datum uitspraak
14 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200905750/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.W.L. Simons-Vinckx
  • B.S. Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan "Kom Dreumel" vastgesteld door de raad van de gemeente West Maas en Waal

Op 28 mei 2009 heeft de raad van de gemeente West Maas en Waal het bestemmingsplan "Kom Dreumel" vastgesteld. Tegen dit besluit heeft [appellante] op 5 augustus 2009 beroep ingesteld bij de Raad van State. De zaak is behandeld door een enkelvoudige kamer op 12 februari 2010. [appellante] betwist de agrarische bestemming van haar perceel, dat zij al meer dan 30 jaar als erf bij haar woning gebruikt. De raad heeft in zijn besluit de bestaande situatie als uitgangspunt genomen, maar erkent dat een deel van het perceel een woonbestemming had moeten krijgen, in overeenstemming met een advies van de hoorcommissie. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat het bestreden besluit in strijd is met de zorgvuldigheidseisen van de Algemene wet bestuursrecht, omdat de raad niet voldoende heeft onderbouwd waarom de agrarische bestemming is gehandhaafd. De Afdeling verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond en vernietigt het besluit van de raad voor het deel dat betrekking heeft op de agrarische bestemming van het perceel. De raad wordt veroordeeld in de proceskosten van [appellante] en moet het griffierecht vergoeden. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin op 14 april 2010.

Uitspraak

200905750/1/R3.
Datum uitspraak: 14 april 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te [woonplaats],
en
de raad van de gemeente West Maas en Waal,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 mei 2009 heeft de raad van de gemeente West Maas en Waal (hierna: de raad) het bestemmingsplan "Kom Dreumel" (hierna: het plan) vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 augustus 2009, beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 februari 2010, waar [appellante], vertegenwoordigd door dr. F.M. Driessen, en de raad, vertegenwoordigd door ing. N.C.L. Straatman en H.T.M. den Boer, werkzaam bij de gemeente West Maas en Waal, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [appellante] kom0t op tegen het bestemmingsplan voor zover daarbij aan het perceel [locatie 1], kadastraal bekend Dreumel sectie A, nummers 1657 en 2013 (hierna: het perceel) de bestemming "Agrarisch" is toegekend. [appellante] stelt dat het perceel al ruim 30 jaar wordt gebruikt als erf bij haar woning. Hiertoe wijst zij onder meer op een in haar voordeel uitgebracht advies van de hoorcommissie dat de raad, ongemotiveerd, naast zich heeft neergelegd.
2.2. Het plan voorziet in een actualisatie van het voorheen geldende planologisch regime voor het gebied van de kern Dreumel. Uit de plantoelichting blijkt dat de raad heeft beoogd een conserverend plan vast te stellen. Daar waar dat mogelijk en gewenst is wordt ruimtelijke en functionele ontwikkelingsruimte gegeven voor zover de ruimtelijke kwaliteit van de gebieden behouden blijft dan wel versterkt wordt.
2.3. De raad stelt in het bestreden besluit dat uitgangspunt is geweest met name de bestaande situatie als zodanig te bestemmen. De raad erkent in zijn verweerschrift evenwel dat aan een gedeelte van het perceel, gelet op voornoemde plansystematiek en in overeenstemming met het advies van de hoorcommissie, een woonbestemming had moeten worden toegekend. Nu de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid.
2.4. De raad stelt dat aan het overige gedeelte van het perceel op goede gronden een agrarische bestemming is toegekend, nu deze bestemming ook was toegekend in het vorige bestemmingsplan "Rooijsestraat" en het gebruik niet is gewijzigd. Volgens de raad heeft hij uit een luchtfoto kunnen concluderen dat op het perceel taxussen worden gekweekt, hetgeen zijns inziens een bedrijfsmatige agrarische activiteit betreft. Hetgeen [appellante] heeft aangevoerd geeft geen aanknopingspunt voor het oordeel dat het standpunt van de raad onjuist is. De Afdeling neemt hierbij in aanmerking dat [appellante] niet aannemelijk heeft gemaakt dat het desbetreffende gedeelte van het perceel in gebruik is als tuin of erf bij een burgerwoning.
Ten aanzien van de door [appellante] gemaakte vergelijking met het perceel [locatie 2] heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat deze situatie verschilt van de aan de orde zijnde situatie omdat uit de inventarisatie is gebleken dat dat perceel als tuin in gebruik is. In hetgeen [appellante] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op dit standpunt heeft gesteld.
Tegen deze achtergrond heeft de raad geen aanleiding hoeven zien om onderzoek te doen naar de mogelijkheid van een woonbestemming op het perceel en is voldoende inzichtelijk gemaakt dat de bestemming "Agrarisch" in het kader van dit conserverend plan gerechtvaardigd is.
Overigens is ter zitting gebleken dat de raad geen principiële bezwaren heeft tegen een woonbestemming op het perceel. Daar is in het kader van het voorliggende conserverende plan echter geen onderzoek naar gedaan. De raad stelt dat dit bij een planherziening aan de orde kan worden gesteld.
2.5. [appellante] kan zich evenmin verenigen met de aan het perceel toegekende aanduiding voor een bouwvlak. Zij wenst dat het plan op dit punt voorziet in ruimere mogelijkheden ten behoeve van bebouwing op het perceel.
2.6. De raad stelt dat nieuwe ontwikkelingen niet zijn meegenomen, nu dit met het plan niet is beoogd. De Afdeling acht dit standpunt van de raad, gelet op de plansystematiek, niet onredelijk. Hierbij heeft de raad voorts van belang kunnen achten dat [appellante] geen concrete plannen heeft voor bebouwing op het perceel.
2.7. De conclusie is dat hetgeen [appellante] heeft aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat een gedeelte van het plandeel met de bestemming "Agrarisch" dat betrekking heeft op het perceel is vastgesteld in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het beroep is in zoverre gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht te worden vernietigd.
Hetgeen [appellante] overigens heeft aangevoerd, geeft verder geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestreden plandeel voor het overige strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat dit plandeel voor het overige anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2.8. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente
West Maas en Waal van 28 mei 2009 voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Agrarisch" zoals nader aangeduid op kaart nr. I bij deze uitspraak;
III. verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
IV. veroordeelt de raad van de gemeente West Maas en Waal tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 32,45 (zegge: tweeëndertig euro en vijfenveertig cent);
V. gelast dat de raad van de gemeente West Maas en Waal aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt.
w.g. Simons-Vinckx w.g. Jansen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 april 2010
399-646.
Aldus vastgesteld door mr. M.W.L. Simons-Vinckx, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B.S. Jansen, ambtenaar van Staat.
<HR>
Plankaart