201000040/1/H1 en 201000040/2/H1.
Datum uitspraak: 8 april 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te Rietmolen, gemeente Berkelland,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen (hierna: de rechtbank) van 25 november 2009 in de zaken nrs. 09/601, 09/670 en 09/892 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Berkelland.
Bij besluit van 3 juni 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Berkelland (hierna: het college) aan de stichting Stichting Dorpsaccommodatie Rietmolen (hierna: vergunninghoudster) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het realiseren van een multifunctionele accommodatie, bestaande uit een gemeenschapshuis met bijbehorende voorzieningen en het aanleggen van een vervangend oefenveld voor de voetbalvereniging Rietmolen (hierna: het project) op de percelen met nummers 5059, 7928, 9006 en 9007 en de Pastoor C.M. van Everdingenstraat 66a te Rietmolen, gemeente Berkelland.
Bij besluit van 17 maart 2009 heeft het college, voor zover thans van belang, het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard, doch het besluit van 3 juni 2008, onder aanvulling van de motivering daarvan, gehandhaafd.
Bij uitspraak van 25 november 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 december 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 29 januari 2010.
Voorts heeft hij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Vergunninghouder heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 maart 2010, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. H. Martens, en het college, vertegenwoordigd door G.J. Hans en S.A. van der Spek, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is daar vergunninghoudster, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. R. van Eck, advocaat te Enschede, gehoord.
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. [verzoeker] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college onvoldoende draagkrachtig heeft gemotiveerd dat in voldoende parkeergelegenheid ten behoeve van het project is voorzien. Het is ten onrechte van de in de "Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom" van het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water-, en Wegenbouw en Verkeerstechniek (CROW) (hierna: de ASVV) vervatte zogenoemde aanwezigheidspercentages afgeweken, aldus [verzoeker].
2.2.1. Dat betoog faalt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 8 juli 2009 in zaak nr.
200901398/1), zijn in de ASVV aanbevelingen vervat, is een bestuursorgaan niet verplicht deze te volgen, en mag het, als het deze aanbevelingen als richtlijn heeft toegepast, daarvan gemotiveerd afwijken.
In het besluit van 17 maart 2009 heeft het college zich op het standpunt gesteld dat, uitgaande van de ASVV, voor de voetbalvelden, het bouwbedrijf, de tennisbanen, de sporthal, onderscheidenlijk de gemeenschaps- en vergaderruimte maximaal 45, 25, 5, 33, onderscheidenlijk 21 parkeerplaatsen nodig zijn. Volgens de ruimtelijke onderbouwing van het project, de "Ruimtelijke onderbouwing gemeenschapshuis Rietmolen en oefenveld Rietmolen (artikel 19, lid 1 WRO)" van mei 2008 is het college in dit geval, in afwijking van de ASVV, uitgegaan van aanwezigheidspercentages in de avonden op werkdagen van 60, 5, 80, 60, onderscheidenlijk 80. Het heeft voorts de ligging van de voorzieningen in de directe nabijheid van een betrekkelijk kleine kern in aanmerking genomen en de omstandigheid dat in deze omgeving met name de sporthal en de gemeenschaps- en vergaderruimten meer per fiets zullen worden bezocht dan soortgelijke voorzieningen in de meer stedelijke omgeving, waarvan in de ASVV wordt uitgegaan. Uitgaande van de voormelde aanwezigheidspercentages, heeft het ingeschat dat ten behoeve van het project in de avonden op werkdagen 70 parkeerplaatsen nodig zijn.
Voorts heeft het bij de thans gebruikte voetbalvelden, tennisbanen en het gemeenschapshuis gedurende een week tellingen verricht. Daarbij heeft het vastgesteld dat de bezetting van de thans aanwezige 45 parkeerplaatsen niet boven de 40% is uitgestegen. Volgens het besluit van 17 maart 2009 wordt met de 70 parkeerplaatsen, waarin het project voorziet, onder die omstandigheden aan de parkeerbehoefte voldaan.
De rechtbank heeft in het in beroep aangevoerde terecht geen grond gezien voor het oordeel dat het college aldus onvoldoende draagkrachtig heeft gemotiveerd dat ten behoeve van het project in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien. Bij dat oordeel wordt mede in aanmerking genomen dat [verzoeker] heeft meegedeeld dat hij geen eigen tellingen heeft verricht, waaruit het tegendeel blijkt.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.E.B. de Haseth, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. De Haseth
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 april 2010