ECLI:NL:RVS:2010:BM1039

Raad van State

Datum uitspraak
14 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200908001/1/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang en bodemverontreiniging door lekkende brandstoftank op perceel in Tiel

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Tiel op 25 juni 2009 besloten tot bestuursdwang vanwege bodemverontreiniging door een lekkende brandstoftank op een perceel in Tiel. Dit besluit werd door [appellante] aangevochten, waarna het college op 30 september 2009 het bezwaar ongegrond verklaarde. [Appellante] heeft hiertegen beroep ingesteld bij de Raad van State, die de zaak op 12 maart 2010 ter zitting heeft behandeld. Tijdens de zitting werd gesteld dat [appellante] geen schriftelijke uitnodiging voor de hoorzitting had ontvangen, wat volgens de Algemene wet bestuursrecht een schending van de procedurele rechten van [appellante] betekende. De Raad van State oordeelde dat het bestreden besluit van 30 september 2009 in strijd was met artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat [appellante] niet in de gelegenheid was gesteld om haar bezwaar adequaat toe te lichten. Hierdoor werd het beroep gegrond verklaard en het besluit vernietigd. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan [appellante]. De uitspraak benadrukt het belang van een correcte procedure bij het nemen van besluiten die de rechten van belanghebbenden raken.

Uitspraak

200908001/1/M2.
Datum uitspraak: 14 april 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [plaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Tiel,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 juni 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders van Tiel beslist bestuursdwang toe te passen ter zake van de bodemverontreiniging vanwege een lekkende brandstoftank op het perceel Voor de [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 30 september 2009, verzonden op 7 oktober 2009, heeft
het college het door [appellante] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellante] bij brief, bij de gemeente Tiel ingekomen op 13 oktober 2009, beroep ingesteld. De gemeente Tiel heeft het beroepschrift doorgezonden aan de Raad van State.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 maart 2010, waar [appellante], vertegenwoordigd door haar [directeur] en L.P.H. Paulussen, en het college, vertegenwoordigd door mr. A. Stoelwinder en B. Jagt, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [appellante] stelt geen schriftelijke uitnodiging te hebben ontvangen voor de hoorzitting bij de bezwaarcommissie. Hierdoor heeft zij haar bezwaar onvoldoende kunnen toelichten.
2.2. Ingevolge artikel 7:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht stelt een bestuursorgaan, voordat het op het bezwaar beslist, belanghebbenden in de gelegenheid te worden gehoord.
Ingevolge het tweede lid, voor zover hier van belang, stelt het bestuursorgaan daarvan in ieder geval de indiener van het bezwaarschrift op de hoogte.
2.3. De bezwarencommissie heeft naar aanleiding van het bezwaarschrift van [appellante] op 3 september 2009 een hoorzitting gehouden. Uit de stukken blijkt dat de bezwarencommissie een brief - gedateerd 12 augustus 2009 - heeft opgesteld waarmee [appellante] wordt uitgenodigd voor deze hoorzitting. Op deze brief ontbreekt een verzenddatum, terwijl op de overige in het dossier aanwezige correspondentie van de bezwarencommissie wel een verzenddatum is vermeld. Ter zitting heeft het college gesteld dat niet op andere wijze, bijvoorbeeld met een verzendadministratie, aannemelijk kan worden gemaakt dat de brief, ondanks het ontbreken van een verzenddatum, wel is verzonden. Het moet ervoor worden gehouden dat [appellante] niet voor de hoorzitting is uitgenodigd. Het bestreden besluit is daarom voorbereid in strijd met artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht.
De beroepsgrond slaagt.
2.4. Reeds hierom is het beroep gegrond. Het besluit van 30 september 2009 komt voor vernietiging in aanmerking. Gelet op het voorgaande behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking.
2.5. Ten aanzien van het verzoek van [appellante] om het college te veroordelen in de kosten van het opmaken van een deskundigenrapport en van het meebrengen van een deskundige ter zitting, overweegt de Afdeling het volgende. Niet gebleken is dat een deskundigenrapport is opgemaakt noch van het meebrengen van een deskundige in de zin van artikel 8:60, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, zodat het verzoek om proceskostenveroordeling in zoverre wordt afgewezen.
Ten aanzien van het verzoek van [appellante] om het college te veroordelen in de kosten die zouden zijn gemaakt ter verkrijging van uittreksels uit openbare registers is de Afdeling van oordeel dat deze slechts voor vergoeding in aanmerking komen, voor zover het één uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel betreft. Van de overige kosten is niet gebleken dat deze zijn gemaakt ten behoeve van de onderhavige procedure. Het verzoek om proceskostenveroordeling wordt in zoverre afgewezen, behoudens voor zover het één uittreksel uit het register van de Kamer van Koophandel betreft.
De gemaakte reiskosten voor het bijwonen van de zitting, alsmede de door [appellante] opgegeven verletkosten komen wel voor vergoeding in aanmerking. Bij het vaststellen van de verletkosten gaat de Afdeling uit van een maximaal uurtarief van € 53,09 op basis van de door [appellante] gegeven onderbouwing en van een forfaitair aantal uren van 6, zodat de verletkosten worden gesteld op € 318,54.
2.6. Gelet op het bovenstaande dient het college op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tiel van 30 september 2009, kenmerk BC/EVH/2009000107;
III. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Tiel tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 364,79 (zegge: driehonderdvierenzestig euro en negenenzeventig cent);
IV. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Tiel aan [appellante] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 297,00 (zegge: tweehonderdzevenennegentig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Van der Zijpp
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 april 2010
262-628.