200906865/1/M1.
Datum uitspraak: 14 april 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te [woonplaats], gemeente Zederik,
appellante,
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
Bij besluit van 19 augustus 2009 heeft het college de aan de naamloze vennootschap Oasen N.V. verleende vergunningen krachtens de Grondwaterwet ingetrokken en een nieuwe vergunning met de daaraan verbonden voorschriften op grond van artikel 23, eerste lid, van de Grondwaterwet verleend voor het onttrekken van grondwater op de winplaats De Laak te Lexmond ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening. Dit besluit is op 7 september 2009 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 september 2009, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 maart 2010, waar [appellante], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr.drs. A.L. Biemold, ing. C.C.L. van der Pijl en ing. I. Romijn, beiden werkzaam bij de provincie, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Oasen N.V., vertegenwoordigd door N.H. Meuter en L.P.M. Uijterwijk, als partij gehoord.
2.1. Op 22 december 2009 is de Grondwaterwet vervallen (Stb. 2009, 489).
Ingevolge artikel 2.22, eerste lid, van de Invoeringswet Waterwet (Stb. 2009, 489) wordt een vergunning met betrekking tot een handeling als bedoeld in artikel 6.4 van de Waterwet, die onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van dat artikel van de Waterwet van kracht is overeenkomstig artikel 14 van de Grondwaterwet, gelijkgesteld met een door gedeputeerde staten verleende watervergunning als bedoeld in de Waterwet voor de desbetreffende handeling.
Op grond van artikel 23, eerste lid, van de Grondwaterwet (oud) kan het college ambtshalve de voorschriften die aan de vergunning zijn verbonden, wijzigen, aanvullen of intrekken, dan wel alsnog voorschriften aan de vergunning verbinden, indien de bescherming van de bij het grondwater betrokken belangen dat vordert.
2.2. [appellante] stelt schade te hebben geleden aan haar huis als gevolg van de grondwateronttrekking en vreest voor nog meer schade aan haar woning bij voortduring van deze onttrekking. Daartoe wijst zij op een scheurnaad en op een buitenmuur die verschoven is. Voorts wijst zij op illegale demping van sloten met vervuilde grond in haar directe omgeving, onvoldoende toezicht daarop door diverse overheidsdiensten en stelt zij dat Oasen N.V. niet adequaat reageert op haar schadeclaim.
2.2.1. Het college stelt zich op het standpunt dat de grondwateronttrekking naar verwachting geen nadelige gevolgen of schade van onevenredige omvang voor de bij het grondwaterbeheer betrokken belangen zal veroorzaken. Gelet op het feit dat de grondwateronttrekking al jaren plaatsvindt, zullen eventuele effecten als zettingen reeds zijn opgetreden, aldus het college. Voorts stelt het college ter bescherming van de bij het grondwaterbeheer betrokken belangen voorschriften aan de vergunning te hebben verbonden.
2.2.2. Ten opzichte van de aan Oasen N.V. verleende vergunningen voor het onttrekken van grondwater op de winplaats De Laak te Lexmond zijn de sedert 1994 vergunde hoeveelheden onttrokken grondwater (12.000.000 m³ grondwater per jaar, met een maximum van 1.200.000 m³ per maand) in het besluit van 19 augustus 2009 niet gewijzigd. Uit de stukken en uit het verhandelde ter zitting is de Afdeling - uitgaande van een gelijkblijvende grondwateronttrekking - niet aannemelijk geworden dat schade aan de woning van [appellante] als gevolg van het besluit van 19 augustus 2009 zal optreden. Daarbij worden in aanmerking genomen de grote afstand van de woning tot de winputten, de lange tijd dat de onttrekking in dezelfde omvang plaatsvindt en de omstandigheid dat de onttrekking plaatsvindt in het tweede en derde watervoerende pakket als gevolg waarvan een voortzetting van mogelijke gevolgen in de vorm van zettingen in de bovengrond niet zijn te verwachten. Met de bij het besluit behorende voorschriften ter controle van de in de praktijk optredende effecten, zoals monitoring van de invloed van de winning op de stijghoogten van het grondwater en de invloed van de maaiveldhoogten en zettingen en meting en registratie van de onttrokken hoeveelheden grondwater wordt aan het college de mogelijkheid geboden direct in te grijpen bij gewijzigde omstandigheden. Geheel los hiervan staat het [appellante] vrij een verzoek te doen aan het college tot het instellen van een onderzoek naar de schade aan haar woning als gevolg van de wateronttrekkingen door Oasen N.V. De afhandeling van het verzoek in haar brief van 14 juli 2009 om vergoeding van schade als gevolg van activiteiten in en rond het grond- en oppervlaktewater van de woning van [appellante] door de, door Oasen N.V. en het waterschap Rivierenland gezamenlijk ingestelde, Commissie Gebouwschade Alblasserwaard en Vijfheerenlanden valt buiten de reikwijdte van de vergunning van 19 augustus 2009. Ditzelfde geldt met betrekking tot de door [appellante] gestelde schade en klachten in het kader van slootdempingen en de wijze van taakuitoefening door de milieupolitie en de VROM-inspectie.
2.3. Het beroep is ongegrond.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Plambeck
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 april 2010