ECLI:NL:RVS:2010:BM1759

Raad van State

Datum uitspraak
21 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200907944/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.W. Mouton
  • T.E. Larsson-van Reijsen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen besluit Belastingdienst over huur- en zorgtoeslag

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Belastingdienst/Toeslagen tegen een uitspraak van de rechtbank Assen. De Belastingdienst had op 14 juli 2007 aan de wederpartij medegedeeld dat haar huur- en zorgtoeslag met ingang van 1 juni 2006 werd stopgezet en dat zij de reeds betaalde bedragen moest terugbetalen. De wederpartij had bezwaar gemaakt, waarop de Belastingdienst op 3 december 2008 het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaarde. De rechtbank Assen oordeelde op 10 september 2009 dat het besluit van de Belastingdienst vernietigd moest worden, wat leidde tot het hoger beroep van de Belastingdienst.

De Raad van State heeft de zaak op 1 april 2010 behandeld. De Belastingdienst voerde aan dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat hij niet in redelijkheid gebruik had kunnen maken van de bevoegdheid om de voorschotten te herzien en de terugvordering te effectueren. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overwoog dat de Belastingdienst op basis van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) bevoegd was om de voorschotten te herzien, omdat de wederpartij geen recht had op huur- en zorgtoeslag over bepaalde perioden vanwege de verblijfsstatus van haar partner.

De Raad van State concludeerde dat de rechtbank niet had onderkend dat de wederpartij niet het gerechtvaardigd vertrouwen kon ontlenen aan de verlening van het voorschot, en dat de Belastingdienst terecht de voorschotten had herzien. Het hoger beroep van de Belastingdienst werd gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep tegen het besluit van 3 december 2008 werd ongegrond verklaard. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200907944/1/H2.
Datum uitspraak: 21 april 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Belastingdienst/ Toeslagen,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 10 september 2009 in zaak nr. 09/24 in het geding tussen:
[wederpartij]
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij besluit van 14 juli 2007 heeft de Belastingdienst/ Toeslagen (hierna: de Belastingdienst) aan [wederpartij] medegedeeld dat de aan haar toegekende huur- en zorgtoeslag met ingang van 1 juni 2006 wordt stopgezet en dat zij de reeds betaalde bedragen moet terugbetalen.
Bij besluit van 3 december 2008 heeft de Belastingdienst het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond en voor het overige ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 september 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Assen (hierna: de rechtbank) het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en dit besluit vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de Belastingdienst bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 oktober 2009, hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 april 2010, waar uitsluitend de Belastingdienst, vertegenwoordigd door mr. A.D. Schreutelkamp, werkzaam bij de Belastingdienst, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 9, tweede lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: de Awir) heeft de belanghebbende, wiens partner een vreemdeling is die niet rechtmatig verblijf houdt in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000, geen aanspraak op een tegemoetkoming.
Ingevolge artikel 16, eerste lid, verleent de Belastingdienst, indien de tegemoetkoming naar verwachting niet binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag zal worden toegekend, de belanghebbende een voorschot tot het bedrag waarop de tegemoetkoming vermoedelijk zal worden vastgesteld.
Ingevolge het vierde lid kan de Belastingdienst het voorschot herzien.
Ingevolge het vijfde lid kan een herziening van het voorschot leiden tot een terug te vorderen bedrag.
Ingevolge artikel 26, voor zover thans van belang, is de belanghebbende het bedrag van de terugvordering in zijn geheel verschuldigd, indien een herziening van een voorschot leidt tot een terug te vorderen bedrag.
2.2. De Belastingdienst heeft aan het besluit van 3 december 2008 ten grondslag gelegd dat [wederpartij], voor zover thans van belang, geen recht heeft op huur- en zorgtoeslag over het jaar 2006 en de perioden 1 januari 2007 tot 1 juni 2007 en de maand december 2007, omdat haar partner in deze perioden geen rechtmatig verblijf in Nederland had. De Belastingdienst heeft de voorschotten voor deze perioden herzien en de reeds betaalde bedragen teruggevorderd.
2.3. De Belastingdienst betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij in redelijkheid geen gebruik heeft kunnen maken van de bevoegdheid de voorschotten te herzien en de reeds betaalde bedragen terug te vorderen. De Belastingdienst voert aan dat hij, gelet op artikel 16, vierde lid, van de Awir, daartoe bevoegd was. Het voorlopig karakter van het voorschot brengt met zich dat [wederpartij] er niet op kon vertrouwen dat het voorschot niet kon worden herzien, aldus de Belastingdienst.
2.3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 1 april 2009 in zaak nr.
200803995/1), vloeit uit het bepaalde in artikel 16, eerste lid, in samenhang met het vierde lid van de Awir voort dat aan de verlening van een voorschot niet het gerechtvaardigd vertrouwen kan worden ontleend dat een met dat voorschot overeenkomende aanspraak op toeslag bestaat. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling (Kamerstukken II, vergaderjaar 2004-2005, 29 764, nr. 3, p. 48 en 49) kan immers worden afgeleid dat bedoeld is dat een verleend voorschot kan worden herzien, indien na verlening blijkt dat dit tot een hoger of lager bedrag is toegekend, dan dat waarop de tegemoetkoming vermoedelijk zal worden vastgesteld.
Dat is in dit geval niet anders, te minder niet nu [wederpartij] zich er kennelijk van bewust was dat de voorschotten niet met haar aanspraken op toeslagen strookten. Hoewel aan de uitvoeringspraktijk van de Belastingdienst in deze zaak onzorgvuldigheden kleven, laat dit onverlet dat de Belastingdienst bevoegd was de voorschotten te herzien.
De Belastingdienst betoogt eveneens met succes dat de rechtbank niet heeft onderkend dat [wederpartij] aan de omstandigheid dat in het aanvraagformulier voor de huur- of zorgtoeslag niet is gevraagd naar de verblijfsstatus van haar partner, niet het gerechtvaardigd vertrouwen kon ontlenen dat de voorschotten niet konden worden herzien. Dit te meer niet nu in de toelichting op het aanvraagformulier is vermeld dat een geldige verblijfstitel een voorwaarde voor toekenning is.
De Belastingdienst voert verder terecht aan dat in artikel 26 van de Awir vervolgens dwingendrechtelijk is bepaald dat indien een herziening van een voorschot leidt tot een terug te vorderen bedrag, de belanghebbende het bedrag van de terugvordering in zijn geheel is verschuldigd. In de Awir is geen bepaling opgenomen op grond waarvan de Belastingdienst van terugvordering kan afzien. De rechtbank heeft dat niet onderkend.
Het betoog slaagt.
2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 3 december 2008 van de Belastingdienst alsnog ongegrond verklaren.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Assen van 10 september 2009 in zaak nr. 09/24;
III. verklaart het bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. C.W. Mouton, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.E. Larsson-van Reijsen, ambtenaar van Staat.
w.g. Mouton w.g. Larsson-van Reijsen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 april 2010
344.