200907929/1/H3.
Datum uitspraak: 21 april 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant sub 1] en [appellant sub 2], beiden wonend te [woonplaats], gemeente Rheden,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 3 september 2009 in zaak nr. 09/1322 in het geding tussen:
[appellant sub 1] en [appellant sub 2]
het college van burgemeester en wethouders van Rheden.
Bij besluit van 8 augustus 2008 heeft het college een verzoek van [appellant sub 1] om het verstrekken van informatie gedeeltelijk ingewilligd.
Bij besluit van 3 februari 2009 heeft het college het door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 september 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank, voor zover thans van belang, het door [appellant sub 1] en [appellant sub 2] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 oktober 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 11 november 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 1] en [appellant sub 2] hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 maart 2010, waar [appellant sub 1] en [appellant sub 2], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. A.D. Haja, werkzaam bij de gemeente Rheden, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) wordt verstaan onder document: een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, kan eenieder een verzoek om informatie, neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid, richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
2.2. Bij brief van 11 mei 2008 heeft [appellant sub 1] verzocht om openbaarmaking van de bouwtekeningen bij een in behandeling genomen aanvraag van 30 juni 1997, de foto's die volgens een besluit van het college van 12 januari 2007 zijn gebruikt en de notulen van een bijeenkomst op 24 april 2008. Dit verzoek wordt geacht mede namens [appellant sub 2] te zijn gedaan.
2.3. Bij besluit van 8 augustus 2008 heeft het college de bij de op 30 juni 1997 in behandeling genomen aanvraag behorende bouwtekeningen en de in de procedure gebruikte foto's aan [appellant sub 1] verstrekt. Bij genoemd besluit heeft het college voorts geweigerd de notulen van de bijeenkomst op 24 april 2008 te verstrekken, omdat van die bijeenkomst geen notulen zijn gemaakt en er derhalve geen sprake is van een document als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van de Wob.
2.4. [appellant sub 1] en [appellant sub 2] betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat zij niet aannemelijk hebben gemaakt dat aan hen niet de verzochte documenten zijn verstrekt. Zij voeren aan dat in de brief van 11 mei 2008, waarin het verzoek om openbaarmaking is gedaan, het verzoek nader wordt toegelicht door de vermelding dat op 30 juni 1997 een bouwaanvraag in behandeling is genomen en dat op 23 december 1997 een bouwvergunning voor een woning is verleend, die op 8 december 1998 is herroepen. Het had het college volgens hen duidelijk moeten zijn dat niet werd verzocht om de bouwtekeningen, behorend bij een besluit van 8 juli 1997, maar om de bouwtekeningen, behorend bij een besluit van 23 december 1997. Verder voeren zij aan dat de door het college verstrekte foto's niet kunnen worden aangemerkt als de foto's die zijn gebruikt voor het besluit tot toepassing van bestuursdwang.
2.4.1. Het college heeft onweersproken gesteld dat in 1997 drie bouwvergunningen verleend zijn aan [appellant sub 1].
De eerste bouwvergunning is verleend op 23 december 1997 en heeft betrekking op het veranderen en gedeeltelijk vernieuwen van een deel van een voormalige sporthal met inpandige kantine, kleedkamers en douches in/tot een woning. De aanvraag daartoe is op 30 juni 1997 ondertekend en op 24 september 1997 door de gemeente Rheden in behandeling genomen.
De tweede bouwvergunning is verleend op 8 juli 1997 en heeft betrekking op het veranderen van de constructie van een voormalige kantine. De aanvraag daartoe is op 22 mei 1997 ondertekend en op 27 mei 1997 door de gemeente Rheden in behandeling genomen.
De derde bouwvergunning is verleend op 8 juli 1997 en heeft betrekking op het plaatsen van steunberen ten behoeve van een tuinmuur. De aanvraag daartoe is op 24 mei 1997 ondertekend en op 30 juni 1997 door de gemeente Rheden in behandeling genomen.
2.4.2. Gelet op de tekst van het verzoek om informatie, heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat verzocht werd om de bouwtekeningen, behorende bij de op 30 juni 1997 in behandeling genomen aanvraag om een bouwvergunning. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] blijkens een aan het college gerichte brief van 24 juli 2008, waarin bezwaar wordt gemaakt tegen het niet tijdig nemen van een besluit op het verzoek van 11 mei 2008, reeds beschikten over het besluit van 23 december 1997 en de daarbij behorende gewaarmerkte bouwtekeningen. Gelet hierop faalt het betoog dat het aan het college duidelijk had moeten zijn dat werd verzocht om de bij een besluit van 23 december 1997 behorende bouwtekeningen.
2.4.3. Met de enkele stelling dat de door het college verstrekte foto's niet kunnen worden aangemerkt als de foto's die zijn gebruikt voor het besluit tot toepassing van bestuursdwang, hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] niet aannemelijk gemaakt dat het college niet de door hen verzochte foto's heeft verstrekt.
2.4.4. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank terecht overwogen dat [appellant sub 1] en [appellant sub 2] niet aannemelijk hebben gemaakt dat aan hen niet de door hen verzochte documenten zijn verstrekt.
2.5. Hetgeen [appellant sub 1] en [appellant sub 2] overigens hebben aangevoerd, onder meer met betrekking tot het inzien van een dossier op 19 augustus 2008, het wijzigen van de inhoud van besluiten gedurende procedures en de door toepassing van bestuursdwang ontstane schade, valt buiten het kader van deze procedure en behoeft derhalve geen bespreking.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd, voor zover daarbij het beroep van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] ongegrond is verklaard.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. De Leeuw-van Zanten
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 april 2010