ECLI:NL:RVS:2010:BM1768

Raad van State

Datum uitspraak
21 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200907917/1/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • P.M.M. de Leeuw-van Zanten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering registratie verklaring van geschiktheid voor rijbewijs na CVA

In deze zaak gaat het om de weigering van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) om een verklaring van geschiktheid voor het besturen van motorvoertuigen te registreren voor de appellant, die in 2007 een cerebrovasculair accident (CVA) heeft gehad. De appellant had op 14 mei 2008 een aanvraag ingediend voor registratie van een verklaring van geschiktheid voor rijbewijs categorie B. Het CBR eiste dat de appellant zich liet keuren door een neuroloog, wat resulteerde in een rapport dat aanleiding gaf tot een rijtest. Deze rijtest, die op 17 september 2008 werd afgenomen, werd door de deskundige als onvoldoende beoordeeld. Na enkele rijlessen herhaalde de appellant de rijtest op 6 november 2008, maar ook deze werd als onvoldoende beoordeeld. De deskundige concludeerde dat de appellant onvoldoende reageerde op verkeerssituaties en niet veilig kon rijden.

Het CBR handhaafde zijn besluit van 11 november 2008 om de registratie van de verklaring van geschiktheid te weigeren, wat leidde tot een beroep bij de rechtbank. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna de appellant hoger beroep instelde bij de Raad van State. In hoger beroep voerde de appellant aan dat het rapport van de deskundige ondeugdelijk was en dat er onjuiste gegevens in stonden. De Raad van State oordeelde echter dat het CBR bevoegd was om de rijtest te eisen en dat de resultaten van de rijtesten voldoende grond vormden voor de weigering van de registratie. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond, zonder aanleiding voor proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200907917/1/H3.
Datum uitspraak: 21 april 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 9 september 2009 in zaak nr. 09/573 in het geding tussen:
[appellant]
en
de stichting Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: het CBR).
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 november 2008 heeft het CBR geweigerd ten behoeve van [appellant] een verklaring van geschiktheid voor het besturen van motorvoertuigen van de categorieën B en E bij B in het rijbewijzenregister te registreren.
Bij besluit van 6 januari 2009 heeft het CBR het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 september 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 oktober 2009, hoger beroep ingesteld.
Het CBR heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 maart 2010, waar [appellant], in persoon, en het CBR, vertegenwoordigd door mr. M.C.A. van den Hil-van Vliet, werkzaam bij het CBR, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 97, eerste lid, van het Reglement rijbewijzen worden verklaringen van geschiktheid op aanvraag en tegen betaling van het daarvoor vastgestelde tarief door het CBR in het rijbewijzenregister geregistreerd ten behoeve van een ieder die voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen. Het CBR doet van deze registratie mededeling aan de aanvrager.
Ingevolge artikel 101, eerste lid, aanhef en onder a, is het CBR bevoegd te vorderen dat de aanvrager zich op eigen kosten laat keuren door een of meer door het CBR aangewezen artsen of andere deskundigen dan wel dat de aanvrager zich onderwerpt aan een technisch onderzoek, verricht door een door het CBR aangewezen deskundige, of aan een rijproef, afgenomen door een door het CBR aangewezen deskundige, indien de door de aanvrager overgelegde eigen verklaring dan wel, indien een geneeskundig verslag wordt vereist, het geneeskundig verslag daartoe aanleiding geeft.
Ingevolge artikel 103, eerste lid, registreert het CBR, indien de aanvrager naar haar oordeel voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen ten aanzien van de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarop de aanvraag betrekking heeft, in het rijbewijzenregister ten behoeve van de aanvrager voor die categorie of categorieën een verklaring van geschiktheid.
Ingevolge artikel 2 van de Regeling eisen geschiktheid 2000 worden de eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen vastgesteld overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage.
Hoofdstuk 7.6 van de bijlage is getiteld "Doorbloedingsstoornissen van de hersenen".
Ingevolge dit hoofdstuk omvatten doorbloedingsstoornissen van de hersenen beroerten (hersenbloeding of herseninfarct, ook wel CVA), TIA's (transient ischemic attacks), verwijdingen van slagaders (aneurysmata) en andere vaatmisvormingen van de hersenvaten.
Ingevolge paragraaf 7.6.1.2., voor zover thans van belang, is men na een beroerte ongeschikt voor rijbewijzen van groep l voor een periode van zes maanden. Na die termijn is een specialistisch rapport vereist, opgesteld door een neuroloog of een revalidatiearts. Bij afwezigheid van geestelijke of lichamelijke functiestoornissen bestaat geschiktheid voor onbepaalde tijd. Als er functiestoornissen aanwezig zijn volgt een rijtest met een deskundige op het gebied van de praktische geschiktheid (van de desbetreffende afdeling van het CBR). Bij een positieve rijtest is de maximale geschiktheidstermijn vijf jaar. Het CBR heeft voor de rijtest een uitvoerig protocol.
2.2. [appellant] heeft op 14 mei 2008 een aanvraag ingediend tot registratie van een verklaring van geschiktheid ten behoeve van een rijbewijs voor categorie B. Op het bij de aanvraag gevoegde geneeskundige verslag is aangetekend dat [appellant] in 2007 een CVA heeft gehad. Op grond van deze aantekening heeft het CBR gevorderd dat [appellant] zich liet keuren door een neuroloog. Naar aanleiding van het keuringsrapport van de neuroloog, waarin onder meer staat vermeld dat [appellant] een wat onzekere trage indruk maakt en dat het de neuroloog verstandig lijkt dat [appellant] ook nog gezien wordt door een rijinstructeur, heeft het CBR vervolgens gevorderd dat [appellant] zich onderwierp aan een rijtest. Op 17 september 2008 heeft [appellant] een rijtest afgelegd. Deze rijtest is door een deskundige praktische rijgeschiktheid van het CBR (hierna: de deskundige) als onvoldoende beoordeeld. Na het volgen van enkele rijlessen heeft [appellant] op 6 november 2008 de rijtest herhaald. Deze rijtest is door de deskundige ook als onvoldoende beoordeeld. Uit het door de deskundige opgestelde rapport van 6 november 2008 volgt onder meer dat [appellant] de auto matig en enigszins houterig bestuurt, onvoldoende reageert op waarnemingen in het verkeer en problemen heeft met de waarneming, de aandachtsverdeling en het overzicht in het verkeer. De deskundige heeft twee maal ingegrepen omdat [appellant] met forse snelheid op fietsers afreed en niet uitweek en twee maal gewaarschuwd omdat hij door een rood verkeerslicht dreigde te rijden. Verder heeft [appellant] niet gereageerd op een groen verkeerslicht, met te hoge snelheid over drempels gereden en op onjuiste wijze voorgesorteerd. Het CBR heeft vervolgens bij in bezwaar gehandhaafd besluit van 11 november 2008 geweigerd ten behoeve van [appellant] een verklaring van geschiktheid in het rijbewijzenregister te registreren.
2.3. [appellant] voert aan dat het rapport van de deskundige praktische rijgeschiktheid ondeugdelijk is, omdat in het rapport onjuiste gegevens met betrekking tot de verkeersdeelname zijn opgenomen. Volgens hem heeft hij nimmer op fietsers ingereden en was er voldoende ruimte om hen in te halen. Verder is volgens hem onjuist dat hij twee maal door een rood verkeerslicht dreigde te rijden.
2.3.1. Het CBR was bevoegd te vorderen dat [appellant] zich onderwierp aan een rijtest, nu het keuringsrapport van de neuroloog daartoe aanleiding gaf. De door [appellant] afgelegde rijtesten zijn door de deskundige onvoldoende bevonden. Nu hij van mening is dat het rapport van de deskundige onjuistheden bevat, had het op zijn weg gelegen een herkeuring aan te vragen bij het CBR. Op de mogelijkheid daartoe heeft het CBR in het besluit van 11 november 2008 gewezen. De enkele ontkenning door [appellant] van enige in het rapport opgenomen bevindingen is onvoldoende voor het oordeel dat het CBR dat rapport niet heeft mogen gebruiken als grondslag van het besluit. Bovendien zijn in het rapport niet slechts de door [appellant] betwiste bevindingen opgenomen, maar bevat het rapport ook andere bevindingen ter ondersteuning van de conclusie dat het resultaat van de rijtesten onvoldoende is.
Gelet op de onvoldoende resultaten van de rijtesten heeft de rechtbank terecht overwogen dat het CBR op goede gronden heeft besloten tot weigering van registratie van een verklaring van geschiktheid in het rijbewijzenregister ten behoeve van [appellant].
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. De Leeuw-van Zanten
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 april 2010
97-640.