ECLI:NL:RVS:2010:BM1770

Raad van State

Datum uitspraak
21 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200907867/1/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersbesluit tot instellen van een stopverbod en aanwijzing van een laad- en loshaven op de Boomgaardweg te Almere

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad, waarin het beroep van de appellant tegen een verkeersbesluit van het college van burgemeester en wethouders van Almere ongegrond werd verklaard. Het college had op 8 december 2008 een stopverbod ingesteld voor de Boomgaardweg ter hoogte van huisnummer 1 en een laad- en loshaven aangewezen aan de overzijde van de rijbaan. De appellant, die zich benadeeld voelde door dit besluit, had bezwaar gemaakt, maar dit werd door het college ongegrond verklaard op 16 februari 2009. De rechtbank bevestigde deze beslissing op 9 oktober 2009, waarna de appellant hoger beroep instelde bij de Raad van State.

De Raad van State heeft de zaak op 17 maart 2010 behandeld. De appellant voerde aan dat het verkeersbesluit niet in overeenstemming was met de Wegenverkeerswet 1994 en dat de belangen van de weggebruikers niet goed waren afgewogen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overwoog dat het college bij het nemen van een verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge toekomt. Het college had gemotiveerd dat de verkeersmaatregelen noodzakelijk waren voor de veiligheid en bruikbaarheid van de Boomgaardweg, vooral om gevaarlijke situaties bij het uitrijden van de parkeergarage te voorkomen.

De Raad van State concludeerde dat het college in redelijkheid tot het verkeersbesluit had kunnen komen en dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het beroep ongegrond was. Het hoger beroep van de appellant werd ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200907867/1/H3.
Datum uitspraak: 21 april 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 9 oktober 2009 in zaak nr. 09/270 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Almere.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 december 2008 heeft het college een stopverbod ingesteld voor de Boomgaardweg ter hoogte van huisnummer 1 tot aan de ingang van de parkeergarage onder het naastgelegen gebouw en een laad- en loshaven aangewezen aan de overzijde van de rijbaan van de Boomgaardweg ter hoogte van huisnummer 1.
Bij besluit van 16 februari 2009 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 oktober 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 oktober 2009, hoger beroep ingesteld.
[appellant] heeft bij brieven van 14, 16, 19, 26, 29 en 30 oktober 2009, 2, 9, 13, 18, 19, 23, 24 en 27 november 2009, 1, 8, 14, 18, 23 en 30 december 2009, 4, 11, 18 en 29 januari 2010 en 1, 3, 15, 18, 20 en 22 februari 2010 nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 maart 2010, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. F.J.A. van der Schaal en W. Schrier, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
Ingevolge artikel 15, eerste lid, geschiedt de plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, krachtens een verkeersbesluit.
Ingevolge artikel 12, aanhef en onder a, van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer, voor zover thans van belang, moet de plaatsing of verwijdering van het bord E7, zoals opgenomen in bijlage 1 bij het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, geschieden krachtens een verkeersbesluit.
Ingevolge die aanhef en onder b, voor zover thans van belang, moet de plaatsing en verwijdering van gele doorgetrokken strepen geschieden krachtens een verkeersbesluit.
Ingevolge artikel 21, voor zover thans van belang, vermeldt de motivering van het verkeersbesluit in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit.
2.2. Het college heeft in het besluit van 16 februari 2009 gemotiveerd dat de verkeersmaatregelen strekken tot het verbeteren van de verkeersvrijheid en -veiligheid en het beschermen van weggebruikers en passagiers. Bezoekers en leveranciers van de fietsenwinkel aan de Boomgaardweg 1 parkeren regelmatig hun voertuig op de rijbaan voor dat pand, waardoor voor de automobilisten die de parkeergarage onder het naastgelegen gebouw uitrijden het zicht op het verkeer wordt belemmerd. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat het instellen van het stopverbod en het aanwijzen van de laad- en loshaven noodzakelijk zijn ter waarborging van de bruikbaarheid van de Boomgaardweg in het algemeen en in het bijzonder om gevaarlijke situaties bij het uitrijden van de parkeergarage te voorkomen.
2.3. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 17 september 2008 in zaak nr.
200800464/1), komt het college bij het nemen van een verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge toe. Het is aan het college om alle verschillende bij het nemen van een dergelijk besluit betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. De rechter dient zich bij de beoordeling van een dergelijk besluit dan ook terughoudend op te stellen en te toetsen of het besluit niet strijdig is met wettelijke voorschriften, dan wel of de afweging van de betrokken belangen niet zodanig onevenwichtig is, dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen.
2.4. Het onderhavige geschil beperkt zich tot de vraag of het college in redelijkheid tot het verkeersbesluit heeft kunnen komen.
De gronden van het hoger beroep kunnen slechts aan de orde komen voor zover deze zien op het verkeersbesluit. Hetgeen [appellant] buiten de omvang van het geding heeft aangevoerd, moet buiten beschouwing blijven.
2.5. [appellant] heeft met betrekking tot het verkeersbesluit materieel geen andere gronden aangevoerd dan hij reeds in beroep bij de rechtbank heeft voorgedragen.
De rechtbank heeft terecht en op juiste gronden geoordeeld dat het college, gegeven de hem toekomende ruime beoordelingsmarge, in redelijkheid tot het verkeersbesluit heeft kunnen komen.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.F.N. Pikart-van den Berg, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Altena w.g. Pikart-van den Berg
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 april 2010
350-598.