ECLI:NL:RVS:2010:BM1775

Raad van State

Datum uitspraak
21 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200904833/1/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen met geografische beperking bij diabetes mellitus

In deze zaak gaat het om de geschiktheid van [appellant] voor het besturen van motorrijtuigen van de categorieën C, E bij C, D en E bij D, met een geografische beperking tot de provincies Groningen, Drenthe en Friesland. Het CBR had op 18 juli 2008 besloten dat [appellant] geschikt was, maar met de beperking vanwege oogproblematiek gerelateerd aan insulineafhankelijke diabetes mellitus. Na een bezwaarprocedure verklaarde het CBR het bezwaar ongegrond, wat leidde tot een beroep bij de rechtbank Leeuwarden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna [appellant] hoger beroep aantekende bij de Raad van State.

De Raad van State oordeelde dat het CBR ten onrechte had geoordeeld dat [appellant] geschikt was, gezien de complicaties van zijn diabetes. De rechtbank had terecht vastgesteld dat diabetische retinopathie een complicatie is die in strijd is met de eisen voor een rijbewijs van groep 2. De Raad van State bevestigde dat de overgangsbepalingen in de regelgeving enkel betrekking hebben op visusnormen en niet op de voorwaarden voor insulinegebruikers. De rechtbank had ook terecht geen aanleiding gezien om het verzoek van [appellant] tot uitbreiding van de geografische beperking te beoordelen, omdat de regelgeving geen ruimte biedt voor een belangenafweging in dit geval.

De Raad van State concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de mogelijkheid voor [appellant] om een nieuwe aanvraag in te dienen onder de gewijzigde regelgeving werd genoemd.

Uitspraak

200904833/1/H3.
Datum uitspraak: 21 april 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Smallingerland,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 25 mei 2009 in zaak nr. 08/2379 in het geding tussen:
[appellant]
en
de stichting Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: het CBR).
1. Procesverloop
Bij besluit van 18 juli 2008 heeft het CBR, voor zover thans van belang, [appellant] geschikt geacht voor het besturen van motorrijtuigen van de categorieën C, E bij C, D en E bij D met de beperking "alleen rijden binnen Groningen, Drenthe en Friesland" (hierna: de geografische beperking).
Bij besluit van 19 september 2008 heeft het CBR het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 mei 2009, verzonden op 27 mei 2009, heeft de rechtbank Leeuwarden het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 juli 2009, hoger beroep ingesteld.
Het CBR heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 december 2009, waar [appellant], bijgestaan door mr. A.W.M. den Braber, werkzaam bij CNV Rechtshulp, en het CBR, vertegenwoordigd door mr. M.C.A. van den Hil-van Vliet, werkzaam bij het CBR, zijn verschenen.
Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend. Er zijn nog stukken ontvangen van het CBR en [appellant]. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak verder ter zitting van 23 maart 2010 behandeld, waar [appellant] en het CBR, vertegenwoordigd door mr. M.C.A. van den Hil-van Vliet, werkzaam bij het CBR, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 97, eerste lid, van het Reglement rijbewijzen (hierna: het Reglement), zoals dit artikel luidde ten tijde hier van belang, worden verklaringen van geschiktheid op aanvraag en tegen betaling van het daarvoor vastgestelde tarief door het CBR in het rijbewijzenregister geregistreerd ten behoeve van een ieder die voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen. Het CBR doet van deze registratie mededeling aan de aanvrager.
Ingevolge artikel 103, eerste lid, registreert het CBR, indien de aanvrager naar het oordeel van het CBR voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen ten aanzien van de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarop de aanvraag betrekking heeft, in het rijbewijzenregister ten behoeve van de aanvrager voor die categorie of categorieën een verklaring van geschiktheid.
Ingevolge het vijfde lid registreert het CBR, indien de aanvrager naar het oordeel van het CBR aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen van de rijbewijscategorie of rijbewijscategorieën waarop de aanvraag betrekking heeft, slechts voldoet indien hij het motorrijtuig bestuurt binnen een geografisch beperkt gebied, dat gebied in het rijbewijzenregister door middel van een bij ministeriële regeling vastgestelde codering.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder b, van de Regeling eisen geschiktheid 2000 (hierna: de Regeling), zoals deze luidde ten tijde hier van belang, wordt in deze regeling verstaan onder groep 2: bestuurders van motorrijtuigen van de categorieën C, C+E, D en D+E.
Ingevolge artikel 2 worden de eisen met betrekking tot de lichamelijke en geestelijke geschiktheid tot het besturen van motorrijtuigen vastgesteld overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage.
In die bijlage, zoals deze luidde ten tijde hier van belang, zijn in hoofdstuk 3 "Stoornissen van het gezichtsorgaan" de eisen aan de geschiktheid gegeven voor het gezichtsorgaan.
Paragraaf 3.2.1. "Gecorrigeerde visus" bepaalt onder b dat voor groep 2 geldt dat de visus van het beste oog, eventueel gecorrigeerd, ten minste 0,8 dient te bedragen en van het minder goede oog, eventueel gecorrigeerd, ten minste 0,5. Indien de waarden 0,8 en 0,5 met een optische correctie worden bereikt, dient de ongecorrigeerde visus van ieder oog niet minder dan 0,05 te bedragen.
Personen die vóór 1 juli 1996 geschikt zijn verklaard voor een rijbewijs van groep 2, mogen ook na die datum worden beoordeeld volgens de normen die werden toegepast in de tijd toen zij geschikt zijn verklaard.
In paragraaf 5.2. "Diabetes mellitus" zijn eisen gesteld met betrekking tot personen die lijden aan diabetes mellitus.
Paragraaf 5.2.1. "Algemeen", voor zover thans van belang, bepaalt dat voor personen met diabetes mellitus met complicaties van de ogen, onder meer retinopathie en cataract, tevens hoofdstuk 3 geldt.
Paragraaf 5.2.4. "Behandeling met insuline" bepaalt onder b dat personen die insuline gebruiken, vanwege Europese regels slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking komen voor een rijbewijs van groep 2. Van die gevallen is alleen sprake indien zij voldoen aan de volgende voorwaarden:
- zij moeten vrij zijn van complicaties van ogen, zenuwstelsel of hart en bloedvaten;
- zij moeten hypoglycemieën goed voelen aankomen en in staat zijn hiermee adequaat om te gaan;
- zij moeten aan zelfcontrole doen en een goed inzicht hebben in hun ziekte, en
- zij moeten geregeld worden gecontroleerd door een diabetesdeskundige.
Een onderzoek door een onafhankelijke internist is bij elke aanvraag vereist en iedere vijf jaar is tevens een rapport van een oogarts noodzakelijk.
De maximale geschiktheidstermijn is 3 jaar.
2.2. Aan het besluit van 18 juli 2008 waarbij [appellant] geschikt is verklaard voor het besturen van motorrijtuigen van de categorieën C, E bij C, D en E bij D met de geografische beperking, heeft het CBR ten grondslag gelegd dat is gebleken van oogproblematiek bij insulineafhankelijke diabetes mellitus. Bij het besluit op bezwaar heeft het CBR zich op het standpunt gesteld dat [appellant], gelet op paragraaf 5.2.4, onder b, van de bijlage bij de Regeling, ten onrechte (beperkt) geschikt is bevonden voor rijbewijzen van groep 2, omdat hij niet vrij is van complicaties. Aangezien het maken van bezwaar niet mag leiden tot een verslechtering van de positie van [appellant], heeft het CBR het besluit van 18 juli 2008 evenwel gehandhaafd.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank, door te overwegen dat het CBR de verklaring van geschiktheid met de geografische beperking in strijd met paragraaf 5.2.4, onder b, van de bijlage bij de Regeling heeft afgegeven, heeft miskend dat op grond van de in paragraaf 3.2.1. van de bijlage bij de Regeling neergelegde overgangsbepaling getoetst dient te worden aan de regelgeving van voor 1 juli 1996. Volgens [appellant] heeft het CBR hem op grond van die overgangsbepaling bij besluit van 1 juni 2005, toen hij ook al diabetische retinopathie had, een verklaring van geschiktheid voor de categorieën C, E bij C, D en E bij D met de geografische beperking afgegeven. De rechtbank is ten onrechte voorbijgegaan aan zijn verzoek tot uitbreiding van de geografische beperking, aldus [appellant].
2.3.1. Tussen partijen is niet in geschil dat [appellant] lijdt aan insulineafhankelijke diabetes mellitus en diabetische retinopathie. De rechtbank heeft, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 4 februari 2004 in zaak nr.
200302580/1, met juistheid overwogen dat diabetische retinopathie een complicatie van de ogen is als bedoeld in artikel 5.2.4, onder b, van de bijlage bij de Regeling. Eveneens juist is het oordeel van de rechtbank dat [appellant] gelet daarop niet in aanmerking komt voor een rijbewijs van groep 2 en dat het CBR hem dus ten onrechte geschikt heeft geacht.
Ten aanzien van de in paragraaf 3.2.1. neergelegde overgangsbepaling wordt overwogen dat, zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 4 november 2009 in zaak nr.
200901621/1/H3), de in de overgangsbepaling bedoelde normen alleen zien op de normen ten aanzien van de visus. Anders dan [appellant] betoogt, bestaat dan ook geen grond voor het oordeel dat deze overgangsbepaling eveneens van toepassing is op paragraaf 5.2.4. van de bijlage, die ziet op de voorwaarden waaraan personen die insuline gebruiken dienen te voldoen om in aanmerking te komen voor een rijbewijs van groep 2. De rechtbank heeft in dat verband met juistheid overwogen dat hoofdstuk 3 en hoofdstuk 5 van de bijlage bij de Regeling verschillende criteria bevatten voor de beoordeling van de lichamelijke geschiktheid. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 10 juni 2009 in zaak nr.
200806641/1/H3), betekent het feit dat betrokkene voldoet aan de eisen neergelegd in hoofdstuk 3 van de bijlage bij de Regeling, niet dat het CBR geen toepassing kon geven aan paragraaf 5.2.4. van de bijlage. Voor zover [appellant] een beroep doet op het vertrouwensbeginsel omdat aan hem op 1 juni 2005 een rijbewijs van groep 2 is verstrekt op grond van paragraaf 5.2.1. gelezen in samenhang met paragraaf 3.2.1. van de bijlage bij de Regeling, wordt overwogen dat het feit dat eerder een onjuiste beslissing is genomen er niet toe leidt dat het CBR gehouden is deze fout te herhalen, door in strijd met de voorschriften ter zake toch een verklaring van geschiktheid af te geven.
Aangezien de rechtbank op goede gronden en met juistheid tot de conclusie is gekomen dat [appellant] in het geheel niet in aanmerking diende te komen voor een verklaring van geschiktheid voor de categorieën C, E bij C, D en E bij D, heeft zij terecht geen aanleiding gezien om het verzoek van [appellant] om uitbreiding van de geografische beperking nader te beoordelen.
Het betoog faalt.
2.4. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank heeft miskend dat het CBR onvoldoende gewicht heeft toegekend aan zijn belangen bij behoud van een rijbewijs van groep 2.
2.4.1. Dit betoog faalt eveneens. Voor de afweging van de individuele belangen die [appellant] voor ogen staat, is reeds geen plaats omdat paragraaf 5.2.4, onder b, van de bijlage bij de Regeling een algemeen verbindend voorschrift is dat geen ruimte laat voor een belangenafweging. Voor zover [appellant] zich op het standpunt stelt dat die paragraaf op zijn specifieke geval een onredelijke uitwerking heeft, wordt overwogen dat het de rechter niet vrijstaat te treden in de billijkheid van de regelgeving en dat het de taak van de regelgever is om te beoordelen of veranderende medische inzichten tot aanpassing van de regelgeving moeten leiden.
2.4.2. De Afdeling overweegt in dit verband dat de minister van Verkeer en Waterstaat ter implementatie van Richtlijn 2009/112/EG van de Commissie van 25 augustus 2009 tot wijziging van Richtlijn 91/439/EEG van de Raad betreffende het rijbewijs (hierna: Richtlijn 2009/112), op 16 februari 2010 heeft besloten tot een wijziging van de Regeling (Stcrt. 2010, 2588). Deze wijziging is op 23 februari 2010 in werking getreden en houdt volgens de minister voor aanvragers van een rijbewijs van groep 2 een versoepeling in van de eisen die worden gesteld aan personen die lijden aan insuline afhankelijke diabetes mellitus. Omdat bij de bestuursrechter de rechtmatigheid van het besluit op bezwaar dient te worden beoordeeld naar de feiten zoals die zich voordeden en het recht dat gold ten tijde van het nemen van dat besluit, kan de gewijzigde Regeling niet bij die beoordeling worden betrokken. Het CBR heeft [appellant] ter zitting gewezen op de mogelijkheid om een nieuwe aanvraag in te dienen voor het registreren van een verklaring van geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen van de categorieën C, E bij C, D en E bij D, welke aanvraag vervolgens door het CBR zal worden getoetst aan de gewijzigde Regeling.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. C.H.M. van Altena en mr. S.F.M. Wortmann, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. De Leeuw-van Zanten
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 april 2010
97-611.