200905154/1/H1.
Datum uitspraak: 21 april 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vereniging Vereniging in oprichting Campus Nee (hierna: Campus Nee), gevestigd te Oudemirdum, gemeente Gaasterlân-Sleat,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 2 juni 2009 in de zaken nrs. 08/754, 08/793, 08/794, 08/815 en 08/818 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Gaasterlân-Sleat
(hierna: het college).
Bij besluit van 16 oktober 2007 heeft het college aan Stichting De Wyldemerk (hierna: De Wyldemerk) vrijstelling van het bestemmingsplan en bij besluit van 18 oktober 2007 bouwvergunning verleend voor het realiseren van tijdelijke huisvesting voor vijf jaar voor "Leef-en Leerplaats Wyldemerk" in de vorm van een campus/onderwijsvoorziening met units ten behoeve van wonen, leren en ontspanning op het perceel Wyldemerkwei 2 te Harich, gemeente Gaasterlân-Sleat (hierna: het perceel).
Bij besluit van 4 maart 2008 heeft het college het door onder meer Campus Nee daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en de besluiten van 16 en 18 oktober 2007 - onder aanpassing van het vrijstellingsbesluit - gehandhaafd.
Bij uitspraak van 2 juni 2009, verzonden op 3 juni 2009, heeft de rechtbank Leeuwarden het door onder meer Campus Nee tegen dat besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Campus Nee bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 juli 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 11 augustus 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Campus Nee heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 maart 2010, waar Campus Nee, vertegenwoordigd door haar [secretaris] en het college, vertegenwoordigd door mr. C. den Hollander-van der Ent en drs. W. Sprik, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is daar De Wyldemerk, vertegenwoordigd door haar [directeur] gehoord.
2.1. Het bouwplan voorziet in het realiseren van units voor een bijzondere onderwijsvoorziening/campus voor maximaal 48 leerlingen tussen de 15 en 23 jaar en onderwijzend en ondersteunend personeel met afzonderlijke units ten behoeve van wonen, leren en ontspanning (hierna aangeduid als: de campus). De campus is bedoeld als huisvestiging voor "Leef-en Leerplaats Wyldemerk", dat deel uitmaakt van een pilot van de rijksoverheid.
2.2. Het bouwplan is in strijd met de ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied 2004" op de gronden waarop het bouwplan is voorzien rustende bestemming "Agrarisch gebied in een besloten landschap". De aanvraag om verlening van bouwvergunning met een instandhoudingtermijn is door het college daarom mede aangemerkt als een verzoek om vrijstelling daarvan krachtens artikel 17, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO).
2.3. Ingevolge die bepaling kunnen burgemeester en wethouders met het oog op een voor een bepaalde termijn voorgenomen afwijking van een bestemmingsplan voor die termijn vrijstelling verlenen van dat plan.
Deze termijn kan, ook na mogelijke verlenging, ten hoogste vijf jaren belopen.
Ingevolge artikel 19 van het Besluit op de ruimtelijke ordening (hierna: het Bro 1985) wordt krachtens voormelde bepaling slechts vrijstelling verleend, indien aannemelijk is dat het beoogde bouwwerk, werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid dan wel gebruik niet langer dan vijf jaren in stand zal blijven, respectievelijk voortduren.
2.4. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 29 maart 2006 in zaaknr.
200504171/1), biedt de omstandigheid dat de verleende vrijstelling voor een beperkt aantal jaren is verleend op zichzelf onvoldoende waarborg dat aan het in voormeld artikel 19 Bro 1985 gestelde vereiste van tijdelijkheid wordt voldaan. Om het tijdelijke karakter te mogen aannemen, dienen daartoe voldoende concrete, objectieve gegevens voorhanden te zijn.
2.5. Campus Nee betoogt dat de rechtbank, door te overwegen dat objectieve feiten en omstandigheden de conclusie rechtvaardigen dat het om een tijdelijke afwijking gaat, heeft miskend dat met het bouwplan wordt vooruitgelopen op de definitieve vestiging van een campus op het perceel, omdat het terrein waarop de gebouwen worden gerealiseerd, het maisveld, eigendom is van De Wyldemerk en zij de aangrenzende gronden heeft aangekocht.
2.5.1. Dat betoog slaagt. Het college heeft ten onrechte voldoende concrete, objectieve feiten aangenomen om te oordelen dat de gronden ter plaatse na verloop van een termijn van ten hoogste vijf jaren weer in overeenstemming met het bestemmingsplan zullen worden gebracht en gebruikt. Niet valt uit te sluiten dat, indien het experiment succesvol verloopt, de campus permanent ter plaatse zal blijven bestaan. Het experimentele karakter van de campus biedt onvoldoende aanknopingspunt om aan te kunnen nemen dat de tijdelijkheid is gewaarborgd, ook als het experiment slaagt, waarop het streven van betrokkenen gericht zal zijn.
De aankoop van het aangrenzende perceel vormt een aanwijzing voor dit streven. Derhalve is het besluit op bezwaar van 4 maart 2008 in strijd met artikel 17 van de WRO genomen.
2.6. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het tegen het besluit van 4 maart 2008 ingestelde beroep alsnog gegrond verklaren. Dat besluit zal ook worden vernietigd.
2.7. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden verwezen.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 2 juni 2009 in de zaken nrs. 08/754, 08/793, 08/794, 08/815 en 08/818;
III. verklaart het bij de rechtbank in die zaken ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van Gaasterlan-Sleat van 4 maart 2008;
V. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Gaasterlan-Sleat aan Campus Nee het door haar voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 663,00 (zegge: zeshonderdendrieënzestig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. C.W. Mouton en mr. J.C. Kranenburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Lodder
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 april 2010