ECLI:NL:RVS:2010:BM1787

Raad van State

Datum uitspraak
16 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201001784/2/M1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • K. Brink
  • R. Teuben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergunning voor het oprichten van windturbines in Helmond

Op 22 december 2009 verleende het college van burgemeester en wethouders van Helmond een vergunning voor het oprichten en in werking hebben van twee windturbines aan de Kanaaldijk-Noord-West en de Kasteellaan, te Helmond. Dit besluit werd op 14 januari 2010 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit heeft een verzoeker op 18 februari 2010 beroep ingesteld bij de Raad van State en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, K. Brink, heeft het verzoek op 7 april 2010 ter zitting behandeld. Het college was vertegenwoordigd door mr. P. Helmus, terwijl de verzoeker niet ter zitting verscheen.

De voorzitter oordeelde dat het verzoek om een voorlopige voorziening een voorlopig karakter heeft en niet bindend is in de bodemprocedure. Het college betoogde dat de verzoeker geen belanghebbende is bij het bestreden besluit, aangezien de woning van de verzoeker op meer dan 3 kilometer afstand van de windturbines ligt. Volgens de Wet milieubeheer kunnen alleen belanghebbenden, zoals eigenaren en bewoners van percelen waarop milieugevolgen van de inrichting kunnen worden ondervonden, beroep instellen. De voorzitter concludeerde dat het niet aannemelijk is dat de verzoeker milieugevolgen zal ondervinden van de windturbines, gezien de afstand en de beperkte hoogte van de turbines.

Daarom werd het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen en werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd op 16 april 2010 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

201001784/2/M1.
Datum uitspraak: 16 april 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Helmond (hierna: het college),
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 december 2009 heeft het college aan de gemeente Helmond een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het oprichten en in werking hebben van twee windturbines (type qr5) aan de Kanaaldijk-Noord-West en de Kasteellaan, ter hoogte van de Kasteel Traverse, te Helmond. Dit besluit is op 14 januari 2010 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 februari 2010, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 februari 2010, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 april 2010, waar het college, vertegenwoordigd door mr. P. Helmus, werkzaam bij de gemeente, is verschenen. [verzoeker] is niet ter zitting verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.1.1. Ter zitting heeft het college betoogd dat [verzoeker] geen belanghebbende is bij het bestreden besluit.
2.1.2. Ingevolge artikel 20.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, voor zover hier van belang, kan een belanghebbende tegen een besluit op grond van deze wet beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij het besluit is betrokken.
2.2. Wanneer krachtens de Wet milieubeheer een vergunning voor het oprichten en het in werking hebben van een inrichting of een zogenoemde revisievergunning wordt verleend, zijn naast de aanvrager onder meer de eigenaren en bewoners van percelen waarop milieugevolgen van deze inrichting kunnen worden ondervonden belanghebbenden.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat de woning van [verzoeker] is gelegen op een afstand van ruim 3 kilometer van de inrichting. Het is, mede gezien de beperkte hoogte van de windturbines waarvoor de vergunning is verleend, niet aannemelijk dat ter plaatse van de woning van [verzoeker] milieugevolgen van de inrichting kunnen worden ondervonden. De voorzitter is daarom van oordeel dat [verzoeker] niet kan worden beschouwd als belanghebbende bij het bestreden besluit en gaat er derhalve van uit dat de Afdeling het beroep in de bodemprocedure niet-ontvankelijk zal verklaren.
2.3. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. Teuben, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. Teuben
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 april 2010
483.