ECLI:NL:RVS:2010:BM2599

Raad van State

Datum uitspraak
21 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201000974/2/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • T. van Goeverden-Clarenbeek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van besluit college van burgemeester en wethouders van Amstelveen inzake strijdig gebruik hoofdgebouw en achtererf

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 21 april 2010 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening. Het verzoek is ingediend door [verzoekster] tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen, dat op 30 januari 2007 een dwangsom heeft opgelegd voor het strijdig gebruik van het hoofdgebouw, het achtererf en de steiger van [verzoekster] en haar klompenmakerij op het perceel [locatie] te [plaats]. De voorzitter heeft het verzoek tot schorsing van het besluit van 9 maart 2010, dat enkele onderdelen van de last wijzigde, behandeld tijdens een zitting op 8 april 2010.

De voorzitter overweegt dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. De wijziging van de last betreft onder andere de beperking van het assortiment van te verkopen producten en de openingstijden. De voorzitter acht het niet onaannemelijk dat het besluit van 9 maart 2010 niet in stand zal blijven, gezien de financiële belangen van [verzoekster] en de argumenten die zijn aangevoerd over het gebruik van het perceel onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan "Wester-Amstel Noord".

De voorzitter besluit om het besluit van het college te schorsen, waarbij de bezoekerstijden worden aangepast naar maandag tot en met zondag van 9.00 tot 18.00 uur. Tevens wordt het college veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan zowel [verzoekster] als de Vereniging Amsteloever, en dient het college het griffierecht aan [verzoekster] te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gedaan op 21 april 2010.

Uitspraak

201000974/2/H1.
Datum uitspraak: 21 april 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekster], en haar vennoten, alle gevestigd te [plaats,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 10 december 2009 in zaken nrs. 08/807, 08/1232 en 08/1233 in het geding tussen:
1. [verzoekster]
2. [wederpartij A]
3. de Vereniging Amsteloever (hierna: de Vereniging)
en
het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen (hierna: het college).
1. Procesverloop
Bij besluit van 30 januari 2007 heeft het college aan [verzoekster] onder oplegging van een dwangsom gelast het strijdig gebruik van het hoofdgebouw, het achtererf en de steiger van [verzoekster] en klompenmakerij op het perceel [locatie] te [plaats] te staken en gestaakt te houden en de aldaar in verband met dat gebruik aangebrachte voorzieningen te verwijderen dan wel ongedaan te maken.
Bij besluit van 11 februari 2008 heeft het college de door de Vereniging en [wederpartij A] daartegen gemaakte bezwaren gegrond, het door [verzoekster] daartegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en dat besluit gehandhaafd onder aanvulling van de motivering ervan en wijziging van enkele onderdelen van de last.
Bij uitspraak van 10 december 2009, verzonden op 14 december 2009, heeft de rechtbank het door [verzoekster] daartegen ingestelde beroep ongegrond, de door [wederpartij A] en de Vereniging daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard, dat besluit vernietigd voor zover het betreft de lastonderdelen a sub 2 (assortimentsbeperking), b (openingstijden) en d (gebruik achtererf), en bepaald dat het college binnen zes weken na bekendmaking van de uitspraak een nieuwe beslissing neemt op de bezwaren van [wederpartij A] en de Vereniging met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoekster] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 januari 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 24 februari 2010.
Bij besluit van 9 maart 2010 heeft het college het door [wederpartij A] tegen het besluit van 11 februari 2008 ingediende bezwaar gegrond, het door de Vereniging daartegen ingediende bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en dat besluit gehandhaafd onder wijziging van de in de beslissing van de uitspraak van 10 december 2009 genoemde onderdelen van de last.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 maart 2010, heeft [verzoekster] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 8 april 2010, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door mr. M. Gideonse, advocaat te Apeldoorn, en [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. M.R. Verhagen, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting de Vereniging, vertegenwoordigd door [voorzitter], en [wederpartij A], vertegenwoordigd door mr. T.L. Fernig, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Bij besluit van 9 maart 2010 heeft het college de navolgende onderdelen van de last, als vermeld in het besluit van 11 februari 2008, gewijzigd en dat besluit voor het overige ongewijzigd gehandhaafd:
- onderdeel a sub 2: het assortiment van de te verkopen producten terug te brengen tot de door het bedrijf ter plaatse vervaardigde producten zoals klompen en kazen en de verkoop van branchevreemde zaken te staken en gestaakt te houden;
- onderdeel d [lees: b]: voor de exploitatie van [verzoekster] de volgende bezoekerstijden aan te houden: van maandag tot en met zaterdag van 09.00 tot 17.00 uur; op zondag gesloten;
- onderdeel d: de gebruiksintensiteit van het achtererf, zoals aangegeven op bijgevoegde tekening (bijlage X) voor bezoekers te beperken tot maximaal één touringcar of autobus tegelijkertijd en tot maximaal twee personenauto's tegelijkertijd en het gebruik van dit achtererf als parkeerterrein in voormelde zin slechts open te stellen gedurende de onder b vermelde bezoekerstijden.
2.3. Het verzoek strekt tot schorsing van het besluit van 9 maart 2010, waarvan de begunstigingtermijn op 10 mei 2010 afloopt. Het verzoek beperkt zich tot de in dat besluit gewijzigde hierboven vermelde onderdelen van de last.
2.4. Op voorhand is niet buiten twijfel dat het besluit van 9 maart 2010 in stand zal blijven. [verzoekster] heeft in het kader van haar beroep tegen dat besluit aangevoerd dat een ruimer gebruik dan volgens dat besluit is toegestaan onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan "Wester-Amstel Noord" valt. Dit wordt op voorhand niet onaannemelijk geacht. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat, gelet op bijvoorbeeld de facturen van 12 augustus 1988 voor de levering van souvenir- en geschenkartikelen, [verzoekster] redelijk aannemelijk heeft gemaakt dat op de peildatum, zijnde 23 mei 1990, reeds sprake was van de verkoop van souvenirs op het perceel. Voorts is aannemelijk dat ten tijde van de peildatum [verzoekster] dagelijks, en derhalve ook op zondag, was geopend, zoals is vermeld in verschillende door [verzoekster] overgelegde folders waaruit voorts valt af te leiden dat de openingstijden toen zo tussen de 8.00/9.00 en 18.00 uur lagen. Ten slotte is in het besluit van 9 maart 2010 nauwelijks onderbouwd dat ten tijde van de peildatum parkeren van slechts maximaal één bus en op zijn hoogst twee personenauto's tegelijkertijd op het achtererf plaatsvond.
2.5. Het voren overwogene in aanmerking genomen alsook gelet op de grote financiële belangen van [verzoekster] bij ongestoorde voortzetting van het ter plaatse reeds jaren aanwezige bedrijf, ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.6. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen van 9 maart 2010, kenmerk Z-2009/040411, wat betreft de bij dat besluit gewijzigde onderdelen van de last, waarbij ten aanzien van de bezoekerstijden dient te worden aangehouden: Van maandag tot en met zondag van 9.00 tot 18.00 uur;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen tot vergoeding van bij [verzoekster] en haar vennoten in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 874,00 (zegge: achthonderdvierenzeventig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen tot vergoeding van bij de Vereniging Amsteloever in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 21,25 (zegge: eenentwintig euro en vijfentwintig cent);
IV. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Amstelveen aan [verzoekster] en haar vennoten het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 448,00 (zegge: vierhonderdachtenveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Van Goeverden-Clarenbeek
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 april 2010
488.