ECLI:NL:RVS:2010:BM2603

Raad van State

Datum uitspraak
28 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200907397/1/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • W.J. Deetman
  • Y.E.M.A. Timmerman-Buck
  • M.P.J.M. van Grinsven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen hogere geluidgrenswaarden voor nieuwbouw appartementen in Leiderdorp

In deze zaak heeft de stichting Stichting Wijkteam Ockenrode/Nijenrode e.o. beroep ingesteld tegen een besluit van het dagelijks bestuur van de Milieudienst West-Holland, dat op 22 juli 2009 hogere geluidgrenswaarden heeft vastgesteld voor 34 nieuw te bouwen appartementen aan de Van der Valk Boumanweg te Leiderdorp. Dit besluit werd op 12 augustus 2009 ter inzage gelegd. De stichting heeft op 23 september 2009 beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij betoogde dat de termijn voor het indienen van zienswijzen te kort was en niet voldeed aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 22 maart 2010 behandeld, waarbij de stichting werd vertegenwoordigd door W.A. Dolle, A.C.M. van der Drift en M.C. Bossers, en het dagelijks bestuur door mr. K.J. Arends en ing. G. Distelbrink. Op 21 april 2010 trok het dagelijks bestuur het bestreden besluit in, maar de Afdeling besloot toch inhoudelijk te oordelen over het beroep. De Afdeling oordeelde dat de termijn voor het ter inzage leggen van het ontwerpbesluit niet in overeenstemming was met de Awb, aangezien deze slechts twee weken had geduurd in plaats van de vereiste zes weken. De Afdeling concludeerde dat het dagelijks bestuur in strijd had gehandeld met de wet en verklaarde het beroep gegrond. Het besluit van het dagelijks bestuur werd vernietigd, en het dagelijks bestuur werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de stichting. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin op 28 april 2010.

Uitspraak

200907397/1/M2.
Datum uitspraak: 28 april 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de stichting Stichting Wijkteam Ockenrode/Nijenrode e.o., gevestigd te Leiderdorp,
appellante,
en
het dagelijks bestuur van de Milieudienst West-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 juli 2009 heeft het dagelijks bestuur van de Milieudienst West-Holland hogere geluidgrenswaarden als bedoeld in artikel 83, tweede lid, van de Wet geluidhinder vastgesteld voor 34 nieuw te bouwen appartementen aan de Van der Valk Boumanweg te Leiderdorp. Dit besluit is op 12 augustus 2009 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft de stichting Stichting Wijkteam Ockenrode/Nijenrode e.o. bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 september 2009, beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De Stichting heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 maart 2010, waar de Stichting, vertegenwoordigd door W.A. Dolle, A.C.M. van der Drift en M.C. Bossers, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. K.J. Arends en ing. G. Distelbrink, beiden werkzaam bij de Milieudienst, zijn verschenen.
Bij besluit van 21 april 2010 heeft het dagelijks bestuur het besluit van 22 juli 2009 ingetrokken.
2. Overwegingen
2.1. De Afdeling ziet in de intrekking van het bestreden besluit van 22 juli 2009 geen aanleiding om af te zien van een inhoudelijke behandeling van het beroep.
2.2. De Stichting betoogt dat de termijn gedurende welke het dagelijks bestuur het ontwerpbesluit ter inzage heeft gelegd en de mogelijkheid heeft geboden tot het indienen van zienswijzen, ten onrechte korter dan zes weken is geweest. Volgens de Stichting is het bestreden besluit in zoverre niet in overeenstemming met afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) voorbereid.
2.2.1. Ingevolge artikel 110a, eerste lid, van de Wet geluidhinder zijn burgemeester en wethouders binnen de grenzen van de gemeente bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting. Het college van burgemeester en wethouders van Leiderdorp heeft deze bevoegdheid in het kader van de Gemeenschappelijke regeling Milieudienst West-Holland overgedragen aan het dagelijks bestuur.
Ingevolge artikel 110c, eerste lid, voor zover hier van belang, is op de voorbereiding van een besluit als bedoeld in artikel 110a de in afdeling 3.4 van de Awb geregelde procedure van toepassing.
Ingevolge artikel 3:11, eerste en vierde lid, van de Awb, in samenhang bezien, legt het bestuursorgaan het ontwerp van het te nemen besluit, met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp, ter inzage gedurende de in artikel 3:16, eerste lid, bedoelde termijn.
Ingevolge artikel 3:16, eerste lid, voor zover hier van belang, bedraagt de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen zes weken.
2.2.2. Het ontwerpbesluit heeft van 10 juli 2008 tot 23 juli 2008 ter inzage gelegen. Volgens het dagelijks bestuur is dit voldoende lang, gelet op artikel 110c, tweede lid, van de Wet geluidhinder, zoals dat luidde vóór 1 juli 2008. Dit artikellid is volgens het dagelijks bestuur op dit geding van toepassing gebleven, gelet op artikel 9.1.10, eerste lid, van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening. Het dagelijks bestuur wijst er in dit verband op dat het bestreden besluit samenhangt met een besluit tot verlening van een vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening voor de bouw van de betrokken appartementen en dat het verzoek om verlening van die vrijstelling is ingediend vóór 1 juli 2008.
2.2.3. In artikel 110c, tweede lid, (oud) van de Wet geluidhinder was bepaald dat, wanneer het besluit, bedoeld in artikel 110a, verband houdt met de toepassing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, het ontwerp van het besluit, in afwijking van het eerste lid, gedurende twee weken ter inzage kan worden gelegd. Met de inwerkingtreding van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening op 1 juli 2008 is artikel 110c, tweede lid, van de Wet geluidhinder komen te vervallen.
Ingevolge artikel 9.1.10, eerste lid, van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening blijft het recht zoals dat gold vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet van toepassing ten aanzien van een vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, waarvan het verzoek is ingediend vóór dat tijdstip.
2.2.4. De in artikel 9.1.10, eerste lid, van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening vervatte bepaling van overgangsrecht heeft, gelet op de bewoordingen daarvan, betrekking op besluiten over een vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Deze bepaling heeft geen betrekking op besluiten over vaststelling van hogere waarden op grond van de Wet geluidhinder, ook niet wanneer een dergelijk besluit verband houdt met een vrijstellingsbesluit als hiervoor bedoeld. Artikel 9.1.10, eerste lid, voorziet dan ook niet in overgangsrecht met betrekking tot het vervallen van artikel 110c, tweede lid, van de Wet geluidhinder. De Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening voorziet ook anderszins niet in overgangsrecht met betrekking tot het vervallen van artikel 110c, tweede lid, van de Wet geluidhinder.
Aangezien het ontwerpbesluit na het vervallen van artikel 110c, tweede lid, ter inzage is gelegd, is dit artikellid hier niet van toepassing, zodat het ontwerpbesluit zes weken ter inzage had moeten worden gelegd. Gelet hierop is de termijn gedurende welke het ontwerpbesluit ter inzage is gelegd en de mogelijkheid is geboden tot het indienen van zienswijzen ten onrechte twee weken geweest. Het dagelijks bestuur heeft in zoverre gehandeld in strijd met artikel 3:11, vierde lid, en artikel 3:16, eerste lid, van de Awb.
De Afdeling ziet geen aanleiding de schending van deze vormvoorschriften te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb, nu niet is gebleken dat potentiële belanghebbenden door deze schending niet zijn benadeeld. Anders dan het dagelijks bestuur meent, is in deze niet uitsluitend van belang of de Stichting door de schending al dan niet is benadeeld.
2.3. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking.
2.4. Het dagelijks bestuur dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het dagelijks bestuur van de Milieudienst West-Holland van 22 juli 2009;
III. veroordeelt het dagelijks bestuur van de Milieudienst West-Holland tot vergoeding van bij de stichting Stichting Wijkteam Ockenrode/Nijenrode e.o. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 20,85 (zegge: twintig euro en vijfentachtig cent);
IV. gelast dat het dagelijks bestuur van de Milieudienst West-Holland aan de stichting Stichting Wijkteam Ockenrode/Nijenrode e.o. het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 297,00 (zegge: tweehonderdzevenennegentig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en drs. W.J. Deetman en mr. Y.E.M.A. Timmerman-Buck, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.P.J.M. van Grinsven, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Van Grinsven
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 april 2010
462-648.